15 augustus 1997
"Daar waar Christus Jezus is, daar is de katholieke Kerk". In haar blijft de volheid van het lichaam van Christus, verbonden met haar hoofd, Vgl. Ef. 1, 22-23 voortbestaan, hetgeen inhoudt dat zij van Hem "de volheid van de heilsmiddelen", 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 6 die Hij gewild heeft, ontvangt: de juiste en volledige geloofsbelijdenis, het volledige sacramentele leven en het gewijde ambt in apostolische opvolging. De Kerk was in deze fundamentele betekenis katholiek op de dag van Pinksteren Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 4 en zij zal dat altijd zijn tot op de dag van de parousie.
Tot het nieuwe volk van God zijn alle mensen geroepen. Daarom moet dit één en enig blijvend volk zich over de hele wereld en door alle eeuwen heen verspreiden, opdat zo het besluit van Gods wil verwezenlijkt wordt, die de menselijke natuur in het begin als een eenheid geschapen heeft en zijn kinderen die verstrooid waren, uiteindelijk toch weer heeft willen verzamelen (...). Dit kenmerk van universaliteit, dat het volk van God siert, is een gave van de Heer zelf, een gave waardoor de katholieke kerk op doeltreffende wijze en voortdurend ernaar streeft heel de mensheid met al wat zij aan goeds heeft, weer bijeen te brengen onder Christus als haar hoofd, in de eenheid van zijn Geest. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13. vert. uit Lat.
"De universele Kerk moet niet gezien worden als een eenvoudige optelsom of federatie van particuliere kerken. Maar het is veeleer de Kerk, universeel door roeping en zending, die wortelt in een verscheidenheid van culturele, sociale en menselijke terreinen, waarbij zij in elk deel van de wereld verschillende aspecten en uitdrukkingsvormen aanneemt". H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 62. vert. uit Lat. De rijke verscheidenheid van kerkelijke disciplines, liturgische riten, theologisch en geestelijk erfgoed, eigen aan de plaatselijke kerken "is in haar streven naar eenheid een des te schitterender bewijs van de katholiciteit van de onverdeelde Kerk". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23. vert. uit Lat.
De verhouding tussen de Kerk en het joodse volk. De Kerk, het volk van God in het Nieuwe Verbond, ontdekt bij het onderzoeken van haar eigen mysterie haar band met het joodse volk, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 "waartoe God het eerst gesproken heeft". H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Goede Vrijdag 13. Voorbede VI, in: Altaarmissaal (NL) blz. 327; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 141 In tegenstelling tot de andere niet-christelijke godsdiensten is het joodse geloof al een antwoord op de openbaring van God in het Oude Verbond. Aan het joodse volk "behoort de aanneming tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften; van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt Christus voort naar het vlees" (Rom. 9, 4-5), want "God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping" (Rom. 11, 29).
Wanneer men bovendien naar de toekomst kijkt, dan streven het volk van God uit het Oude Verbond en het nieuwe Volk van God analoge doeleinden na: de verwachting van de komst (of terugkeer) van de Messias. Deze verwachting is echter enerzijds die van de terugkeer van de gestorven en verrezen Messias, die erkend wordt als Heer en Zoon van God, en anderzijds die van de komst aan het einde der tijden van de Messias, van wie de trekken verborgen blijven, een verwachting die gepaard gaat met het drama van de onwetendheid of de miskenning van Christus Jezus.
"Immers, alle volken vormen één gemeenschap; zij hebben één oorsprong, omdat God heel het menselijk geslacht over de gehele oppervlakte van de aarde deed wonen; zij hebben ook één einddoel: God, wiens voorzienigheid, bewijzen van goedheid en heilsbeschikkingen zich uitstrekken tot allen, totdat de uitverkorenen verenigd zullen worden in de heilige stad". 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1. vert. uit Lat.
Meermalen zijn zij, door de Boze misleid, afgedwaald in hun bespiegelingen en hebben zij Gods waarheid verruild voor de leugen door meer het schepsel dan de Schepper te dienen of zijn, door zonder God op deze wereld te leven en te sterven, blootgesteld aan de uiterste wanhoop. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16. vert. uit Lat.
Om opnieuw al zijn kinderen die de zonde heeft verstrooid en doen afdwalen, te verenigen heeft de Vader heel de mensheid in de Kerk van zijn Zoon willen samenroepen. De Kerk is de plaats waar de mensheid haar eenheid en heil moet terugvinden. Zij is "de verzoende wereld". H. Augustinus, Preken, Sermones. Serm. 96.7,9 Zij is het schip dat "de juiste koers vaart in deze wereld, met het volle zeil van het kruis van de Heer op de adem van de heilige Geest" H. Ambrosius van Milaan, Over de maagdelijkheid, De virginitate. 18,118, vert. uit Lat. of, om een ander beeld te gebruiken dat de Kerkvaders dierbaar is: zij wordt gesymboliseerd door de ark van Noach, zij die als enige van de zondvloed redt. Vgl. 1 Pt. 3, 20-21
Hoe dient men deze zo vaak door de Kerkvaders herhaalde uitspraak te interpreteren? In positieve zin geformuleerd betekent dit dat alle heil komt van Christus, het hoofd, via de Kerk, die Zijn lichaam is.
Het Concilie leert, daarbij steunend op de heilige Schrift en de Overlevering, dat deze pelgrimerende Kerk noodzakelijk is voor het heil. Alleen Christus is immers de Middelaar en de weg van het heil en in zijn lichaam, de Kerk, komt Hij onder ons tegenwoordig. Door ons uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van geloof en Doopsel in te scherpen heeft Hij tevens de noodzakelijkheid bevestigd van de Kerk zelf, waarin de mensen door de deur van het doopsel binnengaan. Daarom kunnen die mensen niet gered worden die heel goed weten dat God door middel van Jezus Christus de katholieke Kerk als noodzakelijk gesticht heeft, toch weigeren haar lid te worden of te blijven van deze Kerk. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14. vert. uit. Lat.
Deze woorden slaan niet op hen die buiten hun schuld Christus en zijn Kerk niet kennen:
Immers, wie zonder schuld het Evangelie van Christus en zijn Kerk niet kennen, maar toch met een oprecht hart God zoeken en zijn wil, zoals het geweten hun die voorhoudt, onder invloed van de genade metterdaad trachten te volbrengen, die kunnen het eeuwig heil verwerven. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16. vert. uit Lat. Vgl. Heilig Officie, Aan de Aartsbisschop van Boston (8 aug 1949)
"Ofschoon God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen die zonder hun schuld het evangelie niet kennen, tot geloof kan brengen "zonder welk het onmogelijk is aan Hem te behagen" (Heb. 11, 6), rust toch op de kerk de plicht om "alle mensen" te evangeliseren en heeft zij daartoe ook het heilig recht". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7. vert. uit Lat.
Maar op haar pelgrimstocht heeft de Kerk ook ervaren "welk een afstand er is tussen de boodschap die zij uitdraagt, en de menselijke zwakheid van hen aan wie het Evangelie wordt toevertrouwd". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 43. § 6 vert. uit Lat. Alleen door voort te gaan op de weg " van boetedoening en vernieuwing" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8. vert. uit Lat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15 en "door de nauwe deur van het kruis" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 1 kan het volk van God het rijk van Christus verbreiden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 12-20 Immers, "zoals Christus het verlossingswerk heeft volbracht in armoede en vervolging, zo is ook de Kerk geroepen dezelfde weg te gaan om de mensen de vruchten van het heil mee te delen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8. vert. uit Lat.
Door haar zending zelf "is de Kerk samen met heel de mensheid op weg en deelt zij hetzelfde aardse lot met de wereld. Zij is als het ware het zuurdeeg en als de ziel van de menselijke samenleving, geroepen om in Christus te worden vernieuwd en omgevormd tot de familie van God". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 40. § 2, vert. uit Lat. De missionaire krachtsinspanning vereist dus geduld. Ze begint bij de verkondiging van het Evangelie aan volken en aan groepen die nog niet in Christus geloven; Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 42-47 ze vindt haar vervolg in de vestiging van christelijke gemeenschappen die "tekens van de tegenwoordigheid van God in de wereld" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 15 zijn, en in de stichting van locale kerken; Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 48-49 ze brengt een proces van inculturatie op gang om het Evangelie vlees en bloed te doen worden binnen de culturen van de volken; Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 52-54 ongetwijfeld zal ze ook tegenslagen kennen, "Wat echter de mensen, groeperingen en volken betreft, hen raakt en doordringt de Kerk slechts geleidelijk en neemt hen zo op in de katholieke volheid. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 6. vert. uit Lat.
De zending van de Kerk vraagt inzet voor de eenheid van de christenen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 50 Immers, "de verdeeldheid van de christenen is voor de Kerk een beletsel om de volheid van de katholiciteit die haar eigen is, te verwezenlijken in die zonen en dochters die haar door het Doopsel toebehoren, maar van haar volledige gemeenschap gescheiden zijn. En zelfs voor de Kerk zelf wordt het daardoor moeilijker de volheid van de katholiciteit in ieder opzicht in de werkelijkheid van haar leven tot uitdrukking te brengen". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4. vert. uit Lat.
De missionaire taak van de Kerk impliceert een respectvolle dialoog met hen die het Evangelie nog niet aanvaarden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55 De gelovigen kunnen voor zichzelf baat hebben bij deze dialoog door "al wat er reeds aan waarheid en genade bij de volken als een verborgen tegenwoordigheid van God wordt gevonden", 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9. vert. uit Lat. beter te leren kennen. Als zij de Blijde Boodschap verkondigen aan hen die haar niet kennen, dan is dat om de waarheid en het goede dat God onder de mensen en de volken heeft verbreid, te verstevigen, aan te vullen en op een hoger plan te brengen en het te zuiveren van dwaling en kwaad "tot eer van God, tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9