CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Veel zaken waardoor de menselijke nieuwsgierigheid met betrekking tot Jezus geboeid wordt, komen niet voor in de Evangelies. Er wordt bijna niets gezegd over zijn leven in Nazaret en zelfs een groot gedeelte van zijn openbare leven komt niet ter sprake.
Vgl. Joh. 20, 30
Wat in de Evangelies geschreven staat, dat is opgetekend, "opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn naam" (
Joh. 20, 31).
De Evangelies zijn geschreven door mensen die hoorden tot de eerste gelovigen
Vgl. Mc. 1, 1
Vgl. Joh. 21, 24
en die anderen in dit geloof wilden laten delen. Toen zij eenmaal in het geloof de persoon van Jezus hadden leren kennen, hebben zij de sporen van zijn mysterie in heel zijn aardse leven kunnen zien en aan anderen kunnen laten zien. Alles in het leven van Jezus staat in het teken van zijn mysterie, te beginnen bij de doeken waarin Hij bij zijn geboorte gewikkeld werd,
Vgl. Lc. 2, 7
tot aan de azijn van zijn lijden
Vgl. Mt. 27, 48
en de zweetdoek van zijn verrijzenis.
Vgl. Joh. 20, 7
Door zijn optreden, wonderen en woorden is geopenbaard dat "in Hem de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (
Kol. 2, 9). Zijn mensheid verschijnt zo als het "sacrament", d.w.z. het teken en het instrument van zijn godheid en het heil dat Hij komt brengen: wat er zichtbaar was in zijn aardse leven, voerde tot het onzichtbare mysterie van zijn goddelijke afstamming en zijn verlossende zending.
Heel het leven van Christus is
openbaring van de Vader: zijn woorden en zijn daden, zijn stilzwijgen en lijden, zijn manier van zijn en spreken. Jezus kan zeggen: "Wie mij ziet, ziet de Vader" (
Joh. 14, 9) en de Vader kan zeggen: "Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene; luistert naar Hem" (
Lc. 9, 35). Onze Heer is mens geworden om de wil van de Vader te doen,
Vgl. Heb. 10, 5-7
en vanaf dat moment laten de kleinste details van zijn mysteries ons "de liefde die God is" (
1 Joh. 4, 9) zien.
Heel het leven van Christus is een mysterie van
verlossing. De verlossing verkrijgen wij voor alles door het bloed van het kruis,
Vgl. Ef. 1, 7
Vgl. Kol. 1, 13-14
Vgl. 1 Pt. 1, 18-19
maar dit mysterie is in het gehele leven van Christus werkzaam: reeds in zijn menswording, waardoor Hij door arm te worden ons verrijkt met zijn armoede,
Vgl. 2 Kor. 8, 9
in zijn verborgen leven, dat door zijn onderdanigheid
Vgl. Lc. 2, 51
onze ongehoorzaamheid weer goedmaakt, in zijn woord, dat zijn toehoorders rein maakt,
Vgl. Joh. 15, 3
in zijn genezingen en duiveluitdrijvingen, waardoor Hij "onze zwakheden heeft weggenomen en onze ziekten heeft gedragen" (
Mt. 8, 17),
Vgl. Jes. 53, 4
in zijn verrijzenis, waardoor Hij ons rechtvaardigt.
Vgl. Rom. 4, 25
Heel de rijkdom van Christus "is bestemd voor elke mens en staat ter beschikking van iedereen."
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 11. vert. uit Lat. Christus heeft zijn leven niet voor zichzelf geleefd, maar
voor ons, vanaf zijn menswording "voor ons mensen en omwille van ons heil"
1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381) tot aan zijn dood "voor onze zonden" (
1 Kor. 15, 3) en zijn verrijzenis "om onze rechtvaardiging" (
Rom. 4, 25). Nu nog is Hij "onze voorspreker bij de Vader" (
1 Joh. 2, 1), "daar Hij altijd leeft om voor ons te pleiten" (
Heb. 7, 25). Met al hetgeen Hij tijdens zijn leven voor ons eens voor altijd heeft doorgemaakt en geleden, blijft Hij voor altijd "voor ons bij God present" (
Heb. 9, 24).