15 augustus 1997
Het was de wil van de Vader van barmhartigheid dat aan de menswording de instemming voorafging van haar die voorbestemd was moeder te zijn. Evenals een vrouw bijgedragen had tot de dood, zo zou nu een vrouw evenzeer bijdragen tot het leven. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 56. vert uit Lat Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 61
De Kerk is zich door de eeuwen heen ervan bewust geworden dat Maria, door God "begenadigd" Vgl. Lc. 1, 28 , vanaf haar ontvangenis verlost was. Dat belijdt het dogma van de onbevlekte ontvangenis, door Paus Pius IX in 1854 afgekondigd:
De gelukzalige maagd Maria is bij het eerste ogenblik van haar ontvangenis door een bijzondere genadegave en voorrecht van de almachtige God met het oog op de verdiensten van Christus Jezus, de Verlosser van het menselijk geslacht, gevrijwaard van elke smet van de erfzonde. Z. Paus Pius IX, Dogmatische Bul, Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen, Ineffabilis Deus (8 dec 1854), 22. vert uit Lat.
Zoals de heilige Ireneüs zegt: "door haar gehoorzaamheid is zij oorzaak van het heil geworden, zowel voor zichzelf als voor de gehele mensheid" H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 3, 22, 4. Ook zegt een niet gering aantal oude Kerkvaders met hem: "De knoop van Eva's ongehoorzaamheid werd ontward door de gehoorzaamheid van Maria; wat de maagd Eva heeft gebonden door haar ongeloof, heeft de maagd Maria ontbonden door haar geloof" H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 3, 22, 4. Maria met Eva vergelijkend noemen zij Maria "de moeder van de levenden" en verklaren herhaaldelijk: "de dood kwam door Eva, het leven door Maria". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 56. vert. uit Lat.
Vanaf de eerste formuleringen van het geloof Vgl. DS 10-64 heeft de Kerk beleden dat Jezus alleen door de kracht van de Heilige Geest in de schoot van de maagd Maria ontvangen is, waarmee zij ook het lichamelijk aspect van dit gebeuren bevestigt: Jezus is ontvangen "van de Heilige Geest zonder mannelijk zaad". Synode van Lateranen, Sessio V (31 okt 649), 4. vert. uit Lat. De Kerkvaders zien in de maagdelijke ontvangenis het teken dat het werkelijk de Zoon van God is die een menselijke natuur, zoals de onze, aangenomen heeft.
Zo zegt de heilige Ignatius van Antiochië (begin tweede eeuw): "Gij zijt vervuld van een vast geloof in onze Heer die 'waarlijk uit het geslacht van David' is 'naar het vlees' (Rom. 1, 3), Zoon van God krachtens Gods wil en almacht, waarachtig geboren uit de Maagd, (...) waarachtig is Hij om ons, onder Pontius Pilatus en de viervorst Herodes, in het vlees vastgenageld (...); en Hij heeft waarachtig geleden, zoals Hij ook waarachtig zichzelf heeft opgewekt. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 1-2, vert. Getijdenboek Lect II,4,125-126
De evangelieverhalen Vgl. Mt. 1, 18-25 Vgl. Lc. 1, 26-38 zien in de maagdelijke ontvangenis een werk van God dat ieder menselijk begrip en iedere menselijke mogelijkheid te boven gaat. Vgl. Lc. 1, 34 "Het kind in haar schoot is van de Heilige Geest", zegt de engel tot Jozef in verband met zijn verloofde Maria (Mt. 1, 20). De Kerk ziet hierin de vervulling van de goddelijke belofte bij monde van de profeet Jesaja gegeven: "Zie de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen", zoals de Griekse vertaling van Jesaja (Jes. 7, 14) in Matteüs (Mt. 1, 23) luidt.
Het stilzwijgen van het evangelie van Marcus en van de brieven van het Nieuwe Testament over Jezus' maagdelijke ontvangenis, heeft soms mensen in verlegenheid gebracht. Men heeft zich soms ook afgevraagd of het hier geen legendes of theologische constructies zonder historische pretenties betrof. Hierop dient het antwoord te zijn: het geloof in de maagdelijke ontvangenis van Jezus is bij niet-gelovigen, joden en heidenen, op fel verzet, spot of onbegrip gestuit: Vgl. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 99,7 Vgl. Origenes van Alexandrië, Contra Celsum. 1,32,69 het werd niet gemotiveerd door de heidense mythologie of door de een of andere aanpassing aan de ideeën van de tijd. De betekenis van deze gebeurtenis is slechts voor het geloof toegankelijk, dat haar ziet in "de samenhang tussen de mysteries onderling" Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 18. vert. uit Lat. in het geheel van de mysteries van Christus, van zijn menswording tot zijn Pasen. De heilige Ignatius van Antiochië getuigt reeds van deze samen hang: "Voor de vorst van deze wereld is de maagdelijkheid van Maria en haar baren verborgen gebleven, evenals de dood van de Heer: drie opzienbarende mysteries, die in de stilte van God tot stand gebracht werden". Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 19,1 Vgl. 1 Kor. 2, 8
De verdieping van het geloof in het maagdelijk moederschap heeft de Kerk ertoe gebracht de werkelijke en blijvende maagdelijkheid van Maria, Vgl. 2e Concilie van Constantinopel, 8e Zitting - Canones, Sessio VIII - Canones (2 juni 553), 7 zelfs bij het baren van de mensgeworden Zoon van God te belijden. Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Over de Menswording van het Woord van God - Aan Bisschop Flavianus, Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis (13 juni 449), 3.8 Vgl. Paus Pelagius I, Brief, Humani Generis (3 feb 557), 2 Vgl. Synode van Lateranen, Sessio V (31 okt 649), 4 Vgl. 16e Synode van Toledo, Symbolum - Geloofsbelijdenis, Credo (2 mei 693), 16 Vgl. Paus Paulus IV, Constitutie, Cum quorumdam hominum (7 aug 1555) Immers, de geboorte van Christus "heeft de maagdelijkheid van zijn moeder niet verminderd, maar geheiligd". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 57. vert. uit Lat. De liturgie van de Kerk viert Maria als de Aeiparthenos, "altijd maagd". Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 52
Soms brengt men hier tegenin dat de Schrift spreekt over broeders en zusters van Jezus. Vgl. Mc. 3, 31-35 Vgl. Mc. 6, 3 Vgl. 1 Kor. 9, 5 Vgl. Gal. 1, 19 De Kerk heeft deze passages altijd zo verstaan dat hier geen andere kinderen van de maagd Maria worden aangeduid: immers, Jakobus en Jozef, "broeders van Jezus" (Mt. 13, 55) zijn de zonen van een Maria, een leerlinge van Jezus, Vgl. Mt. 27, 56 die veelbetekenend aangeduid wordt als "de andere Maria" (Mt. 28, 1). Het betreft naaste verwanten van Jezus, overeenkomstig een uit het Oude Testament bekende uitdrukking. Vgl. Gen. 13, 8 Vgl. Gen. 14, 16 Vgl. Gen. 29, 15. enz.
De maagdelijkheid van Maria toont dat God bij de menswording geheel en al uit eigen beweging het initiatief genomen heeft. Jezus heeft slechts God als Vader. Vgl. Lc. 2, 48-49 "Nooit raakte hij door de menselijke natuur die Hij had aangenomen, vervreemd van de Vader. Van nature is Hij Zoon van God overeenkomstig zijn godheid, van nature is Hij de zoon van zijn moeder overeenkomstig zijn mensheid, maar eigenlijk de Zoon van de Vader in beide naturen." Synode van Friaul, Geloofsbelijdenis, Credo (30 nov 795), 4
Jezus wordt ontvangen van de heilige Geest in de schoot van de maagd Maria, omdat Hij de "Nieuwe Adam" is Vgl. Lc. 2, 48-49 die aan het begin staat van de nieuwe schepping: "De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards; de tweede is uit de hemel" (1 Kor. 15, 47). De mensheid van Christus is vanaf de ontvangenis vervuld van de heilige Geest, want "zo mateloos schenkt God zijn Geest" (Joh. 3, 34). Het is uit "de volheid van Hem", hoofd van de verloste mensheid, Vgl. Kol. 1, 18 dat "wij genade op genade ontvangen" (Joh. 1, 16).
Jezus, de Nieuwe Adam, staat door zijn maagdelijke ontvangenis aan het begin van "de wedergeboorte" van de door het geloof in de heilige Geest aangenomen kinderen. "Hoe zal dit geschieden?" (Lc. 1, 34). Vgl. Joh. 3, 9 De deelname aan het goddelijk leven komt niet voort "uit bloed, noch uit de begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God" (Joh. 1, 13). Het ontvangen van dit leven is maagdelijk, want het wordt geheel door de Geest aan de mens geschonken. Het bruidskarakter van de menselijke roeping in zijn verhouding tot God Vgl. 2 Kor. 11, 2 komt volmaakt tot vervulling in het maagdelijk moederschap van Maria.
Maria is maagd, omdat haar maagdelijkheid "het teken van haar geloof is", 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63. vert. uit Lat. dat door geen enkele twijfel geschonden werd en het teken "van haar onverdeelde overgave aan de wil van God. Vgl. 1 Kor. 7, 34-35 Juist dit geloof laat haar de moeder van de Verlosser worden. "Maria is gelukzaliger omdat haar het geloof in Christus geschonken wordt dan omdat zij het vlees van Christus ontvangt". H. Augustinus, Over de heilige maagdelijkheid, De sancta Virginitate. 3, vert. uit Lat.
Maria is maagd èn moeder, want zij is het beeld en de meest volmaakte verwezenlijking van de kerk: Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63. vert. uit Lat. "De Kerk wordt door het woord van God, dat zij in geloof aanvaardt, eveneens moeder, want door de prediking en het doopsel brengt zij, tot een nieuw, onsterfelijk leven, de kinderen voort die van de Heilige Geest zijn ontvangen en uit God zijn geboren. Ook zij is maagd; zij bewaart de aan haar bruidegom beloofde trouw gaaf en zuiver". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. vert. uit Lat.