CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, opdat Hij hen die onder de Wet stonden, zou bevrijden, opdat wij de rang van zonen zouden verkrijgen" (
Gal. 4, 4-5). Dat is "de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God" (
Mc. 1, 1): God heeft zijn volk bezocht.
Vgl. Lc. 1, 68
Hij heeft de beloften die Hij aan Abraham en zijn geslacht gedaan had, in vervulling doen gaan.
Vgl. Lc. 1, 55
Hij heeft dat boven alle verwachting gedaan: Hij heeft zijn "welbeminde Zoon" (
Mc. 1, 11) gezonden.
Wij geloven en belijden dat Jezus van Nazareth, in Betlehem als jood geboren uit een vrouw van Israël, ten tijde van koning Herodes de Grote en keizer Augustus, van beroep timmerman, gekruisigd en gestorven in Jeruzalem tijdens de regering van keizer Tiberius, onder de landvoogd Pontius Pilatus, de eeuwige, mensgeworden Zoon van God is, dat Hij is "uitgegaan van God"
Vgl. Joh. 13, 3
, "uit de hemel is neergedaald"
Vgl. Joh. 3, 13
Vgl. Joh. 6, 33
, "dat Hij werkelijk mens is geworden"
Vgl. 1 Joh. 4, 2
, want "het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid (...). Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen: genade op genade" (
Joh. 1, 14.16).
Het is uit deze op liefde gebaseerde kennis van Christus dat het verlangen voortkomt Hem te verkondigen, te "evangeliseren", en anderen te brengen tot het "ja" van het geloof in Jezus Christus. Maar tegelijkertijd doet zich de behoefte ja gevoelen dit geloof steeds beter te leren kennen. Hiertoe zullen allereerst de belangrijkste benamingen waarmee Jezus aangesproken wordt, vermeld worden, in overeenstemming met de volgorde van de geloofsbelijdenis: Christus, Zoon van God, Heer (
artikel 2). De geloofsbelijdenis belijdt vervolgens de belangrijkste geheimen van het leven van Christus: die van zijn menswording (
artikel 3), die van zijn Pasen (
artikel 4 en
artikel 5) , en tenslotte die van zijn verheerlijking (
artikel 6 en
artikel 7) .