15 augustus 1997
Het is God zelf die de zichtbare wereld, in al haar rijkdom, diversiteit en orde, geschapen heeft. De Schrift stelt het werk van de Schepper symbolisch voor als een opeenvolging van zes dagen van goddelijke "werkzaamheid" die eindigen met de "rust" van de zevende dag (Gen. 1, 1-2, 4). De gewijde tekst leert met betrekking tot de schepping waarheden, die door God voor ons heil Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11 geopenbaard zijn en die het mogelijk maken "het innerlijk wezen en de waarde van heel de schepping en haar gerichtheid op Gods eer te kennen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 36. vert. uit Lat.
Ieder schepsel heeft zijn eigen goedheid en volmaaktheid. Bij elk van de werken van de "zes dagen" wordt gezegd: "En God zag dat het goed was". "Krachtens de aard van de schepping zelf bezitten de dingen hun eigen bestaan, hun waarheid en goedheid, hun eigen wetten en orde". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36. § 2, vert. uit Lat. De verschillende schepselen, volgens hun eigen wezen gewild, weerspiegelen op hun eigen wijze de oneindige wijsheid en goedheid van God. Daarom moet de mens de eigen goedheid van elk schepsel respecteren om een ongeordend gebruik van de dingen te vermijden, hetgeen een minachting van de Schepper is en rampzalige gevolgen met zich meebrengt voor de mens en zijn milieu.
Geprezen zijt Gij, Heer, met al uw schepselen
vooral zuster zon, die de dag is, en door wie Gij ons verlicht.
En zij is schoon en stralend met grote glans:
van U, Allerhoogste, is zij het zinnebeeld...Geprezen zijt Gij, mijn Heer, om zuster water,
die zeer nuttig en nederig en kostbaar en rein is...Geprezen zijt Gij, mijn Heer, om onze zuster, moeder aarde,
die ons onderhoudt en voedt
en verscheidene vruchten voortbrengt
samen met kleurrijke bloemen en gras.Prijst en zegent de Heer en dankt Hem
en dient Hem in grote nederigheid. H. Franciscus van Assisi, Boek, Zonnelied, Cantico delle creature - Cantico di frate sole (1 jan 1224). vert. uit It.
In de schepping heeft God een fundament en duurzame wetten gelegd, Vgl. Heb. 4, 3-4 waarop de gelovige vol vertrouwen kan steunen en die voor hem het teken en het onderpand zullen zijn van de onwankelbare betrouwbaarheid van Gods verbond. Vgl. Jer. 31, 35-37 Vgl. Jer. 33, 19-26 Van zijn kant zal de mens trouw moeten blijven aan dit fundament en zal hij de wetten die God daarin geschreven heeft, moeten respecteren.
De schepping is met het oog op de sabbat, en dus op de eredienst en de aanbidding van God, tot stand gebracht. De eredienst staat in de orde van de schepping geschreven. Vgl. Gen. 1, 14 "Niets boven Gods eredienst stellen" zegt de regel van de heilige Benedictus, waarmee de juiste volgorde van de menselijke beslommeringen aangegeven wordt.
De sabbat staat in het middelpunt van de Wet van Israël. Het onderhouden van de geboden is beantwoorden aan de wijsheid en de wil van God, zoals die tot uitdrukking komen in zijn scheppingswerk.
De achtste dag. Maar voor ons is een nieuwe dag opgegaan: de dag van Christus' verrijzenis. De zevende dag voltooit de eerste schepping. Op de achtste dag begint de nieuwe schepping. Zo vindt het scheppingswerk zijn hoogtepunt in het grotere werk van de verlossing. De eerste schepping vindt haar betekenis en haar hoogtepunt in de nieuwe schepping in Christus, waarvan de glans die van de eerste overtreft. Vgl Missale Romanum, Paaswake 24; Gebed na de eerste lezing, Altaarmissaal (NL) 356; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 169