15 augustus 1997
Maar, zal iemand vragen, hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichaam? Een dwaze vraag! Ook wat gijzelf zaait, moet eerst sterven, voor het tot leven komt, en wat gij zaait, is slechts een graankorrel (...). Wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid. (...) De doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid (...). Want dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed" (1 Kor. 15, 35-37.42.52-53).
Want zoals het brood van de aarde door de aanroeping van God geen gewoon brood meer is, maar de eucharistie, die een aards en een hemels aspect heeft, zo ook zijn onze lichamen die delen in de eucharistie, niet meer vergankelijk, maar bezitten zij de hoop op de verrijzenis. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 4,18,4-5, vert. Getijdenboek Lect. 1,2,44
Wanneer? Definitief "op de laatste dag" (Joh. 6, 39-40.44.54)(Joh. 11, 24), "op het einde van de wereld". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48 Immers, de verrijzenis van de doden is innig verbonden met de parousie van Christus:
Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen en eerst zullen de doden die in Christus zijn, verrijzen (1 Tess. 4, 16).
In de doop zijt gij met Hem begraven, maar ook met Hem verrezen, door uw geloof in de kracht van God, die Hem uit de doden deed opstaan (...). Als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt, zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods" (Kol. 2, 12)(Kol. 3, 1).
Het lichaam is er voor de Heer en de Heer voor het lichaam. God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht. Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? (...) Gij zijt niet van uzelf. (...) Eert dan God met uw lichaam (1 Kor. 6, 13-15.19-20).