CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"Welnu, de moederlijke taak van Maria jegens de mensen stelt dit ene middelaarschap van Christus geenszins in de schaduw en maakt het daarom ook niet minder, maar het toont de kracht ervan. Immers, heel de heilbrengende invloed van de heilige Maagd op de mensen (...) vloeit voort uit de overvloed van Christus' verdiensten, steunt op zijn middelaarschap, is daarvan geheel afhankelijk en put daaruit al zijn kracht". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 60. vert. uit Lat. "Geen enkel schepsel immers kan ooit met het mensgeworden Woord en de Verlosser op één lijn gesteld worden. Evenals echter zowel de bedienaren als het gelovige volk op verschillende manieren deel hebben aan het priesterschap van Christus en evenals de ene goedheid van God zich op verschillende manieren werkelijk onder de schepselen verspreidt, zo sluit ook het enige middelaarschap van de Verlosser verschillende vormen van medewerking niet uit bij de schepselen, die alle aan één en dezelfde bron deelhebben, maar wekt ze juist op". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62. vert. uit Lat.
Alinea's in de marge van alinea 970
Er kan in het christelijk leven sprake zijn van een menselijke verdienste bij God, omdat God uit eigen wil de mens heeft willen betrekken bij het werk van zijn genade . Het vaderlijk handelen van God komt steeds op de eerste plaats, omdat Hij de aanzet geeft; het vrije handelen van de mens komt op de tweede plaats, omdat hij zijn medewerking verleent. De verdiensten voor de goede werken moeten dan ook eerst aan Gods genade toegeschreven worden en vervolgens aan de gelovige. De verdienste van de mens komt trouwens ook aan God toe, want de goede daden van de mens komen, in Christus, voort uit de voorkomende genade en de hulp van de heilige Geest.
Het verlossend offer van Christus is uniek en werd eens voor altijd opgedragen. Desondanks wordt het in het eucharistisch offer van de Kerk tegenwoordig gesteld. Dit is ook het geval voor het ene priesterschap van Christus: het wordt tegenwoordig gesteld door het ambtelijke priesterschap zonder dat het unieke karakter van het priesterschap van Christus wordt aangetast: "Christus is dus de enige echte priester, de anderen zijn slechts zijn dienaars". H. Thomas van Aquino, Comment. ad Hebr.. 7,4, vert. uit Lat.
Met het geloof in God de Schepper is onlosmakelijk de waarheid verbonden dat God in elk handelen van zijn schepselen handelt. Hij is de eerste oorzaak die in en door de tweede oorzaken werkzaam is: "God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt om zijn heilsplan te verwezenlijken" (
Fil. 2, 13)
Vgl. 1 Kor. 12, 6
Door deze waarheid wordt de waardigheid van het schepsel verre van verminderd, integendeel, ze verleent haar meer luister Door de macht, de wijsheid en de goedheid van God uit het niet geschapen, kan het schepsel niets, als het van zijn oorsprong is afgesneden, want "zonder de Schepper verzinkt het schepsel in het niet";
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36. §3, vert. uit Lat. en nog minder kan het zijn uiteindelijk doel bereiken zonder de hulp van de genade.
Vgl. Mt. 19, 26
Vgl. Joh. 15, 5
Vgl. Fil. 4, 13
© 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"