15 augustus 1997
Met het woord ordo werd in de Romeinse oudheid een college in burgerlijke zin aangeduid, met name het college van bestuurders. Ordinatio duidt op de opname in een ordo. In de kerk zijn er colleges die de Overlevering, niet zonder grondslag in de heilige Schrift, Vgl. Heb. 5,6 Vgl. Heb. 7, 11 Vgl. Ps. 110, 4 van oudsher met de naam taxeis (in het Grieks) of ordines aanduidt: zo spreekt de liturgie over de ordo episcoporum, de ordo presbyterorum, de ordo diaconorum. Er zijn ook andere groepen die de naam ordo krijgen: de geloofsleerlingen, de maagden, de echtparen, de weduwen...
Bepaalde zegeningen hebben een werking van blijvende aard: zij wijden personen aan God toe of bestemmen voorwerpen of plaatsen voor het liturgisch gebruik. Onder de zegeningen die voor personen bestemd zijn - niet te verwarren met de sacramentele wijding - behoren de zegening van de abt of abdis van een klooster, de maagden- en weduwenwijding, de ritus van de religieuze geloften en de aanstelling tot bepaalde ambten in de Kerk (lectoren, acolieten, catechisten, enz.). Als zegening van zaken is de wijding van een kerk of een altaar, de zegening van de heilige oliën, de zegening van liturgisch vaatwerk of gewaden, klokken, enz. te noemen.