
15 augustus 1997
Wie zijn lichaam onderwerpt en zichzelf beheerst zonder zijn ziel door hartstochten te laten overweldigen, die kan terecht koning genoemd worden, omdat hij zich met een zekere koninklijke macht in bedwang houdt; omdat hij zichzelf weet te sturen, en kan beoordelen wat zijn eigen recht is, zal hij niet verstrikt raken in schuld en zich hals over kop storten in de zonde. H. Ambrosius van Milaan, Enarrat in Psal.. 118,14,30, in: PL 15,1403A, vert. uit Lat.
In de Kerk "kunnen christengelovigen-leken in de uitoefening van de bestuursmacht meewerken volgens het recht" - Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 129. § 2 Hier kan gewezen worden op hun aanwezigheid bij particuliere concilies, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 443. § 4 diocesane synodes, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 463. § 1-2 pastorale raden; Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 511-512.536 de uitoefening van de pastorale zorg over een parochie; Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 517. § 2 het meewerken in raden voor economische aangelegenheden; Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 492. § 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 536 de deelname aan kerkelijke rechtbanken, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1421. § 2 enz.