
15 augustus 1997
Toen Christus de Twaalf aanstelde "maakte Hij van hen een college of vaste groep en stelde hij Petrus, uit hun midden gekozen, aan hun hoofd". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 330 "Zoals Petrus en de andere apostelen één apostolisch college vormen door de instelling van de Heer, zo zijn op gelijke wijze de paus van Rome, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 330
De Heer heeft alleen van Simon, aan wie Hij de naam Petrus ("rots") gaf, de rots van zijn Kerk gemaakt. Hij heeft hem de sleutels ervan overhandigd; Vgl. Mt. 16, 18-19 Hij heeft hem aangesteld tot herder van heel de kudde. Vgl. Joh. 21, 15-17 "Maar het staat vast dat deze taak om te binden en te ontbinden, die aan Petrus is gegeven, ook aan het college van apostelen, verbonden met hun hoofd, gegeven is". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Deze pastorale taak van Petrus en de andere apostelen behoort tot de fundamenten van de Kerk. Zij wordt voortgezet door de bisschoppen onder het primaatschap van de paus.
De paus, bisschop van Rome en opvolger van Petrus, "is het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid, zowel van de bisschoppen als van de menigte van de gelovigen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23. vert. uit Lat. "De paus van Rome immers heeft, juist krachtens zijn ambt als plaatsvervanger van Christus en herder over de gehele Kerk, de volledige, hoogste en universele macht, die hij altijd vrij kan uitoefenen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 2.9
De particuliere Kerken die zich in elkaars nabijheid bevinden en een homogene cultuur hebben, vormen kerkprovincies of grotere eenheden die patriarchaten of regio's genoemd worden. Apostolische Vader, Constitutiones Apostolorum (1 jan 400), 34. 8, 47, 34: SC 336, 284 (Funk, Didascalia et constitutiones Apostolorum, 1, 572-574) De bisschoppen van deze eenheden kunnen zich verenigen in synodes of in provinciale concilies. "Eveneens kunnen de bisschoppenconferenties tegenwoordig op vele manieren en vruchtbaar bijdragen tot de concrete verwezenlijking van de collegialiteit". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23. vert. uit Lat.