
15 augustus 1997
Tenslotte is het aan de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt eigen dat het een persoonlijk karakter heeft. Als de dienaren van Christus gemeenschappelijk handelen, dan handelen zij ook altijd persoonlijk. Ieder wordt persoonlijk geroepen: "Gij moet Mij volgen" (Joh. 21, 22) Vgl. Mt. 4, 19.21 Vgl. Joh. 1, 43 om in de gemeenschappelijke zending persoonlijk getuige te zijn door persoonlijk verantwoordelijkheid te dragen ten opzichte van Hem die de zending verleent, door "In zijn persoon" en voor personen te handelen: "Ik doop u in de naam van de Vader (...)"; "Ik vergeef u (...)".
Het sacramentele ambt in de Kerk is dus een dienst die in naam van Christus wordt uitgeoefend. Deze dienst heeft een persoonlijk karakter en een collegiale vorm. Dat wordt bewaarheid in de banden tussen het college van bisschoppen en zijn hoofd, de opvolger van de heilige Petrus, en in de verhouding tussen de pastorale verantwoordelijkheid van de bisschop voor zijn particuliere Kerk en de gemeenschappelijke zorg van het college van bisschoppen voor de universele Kerk.