15 augustus 1997
Tenslotte is het aan de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt eigen dat het een persoonlijk karakter heeft. Als de dienaren van Christus gemeenschappelijk handelen, dan handelen zij ook altijd persoonlijk. Ieder wordt persoonlijk geroepen: "Gij moet Mij volgen" (Joh. 21, 22) Vgl. Mt. 4, 19.21 Vgl. Joh. 1, 43 om in de gemeenschappelijke zending persoonlijk getuige te zijn door persoonlijk verantwoordelijkheid te dragen ten opzichte van Hem die de zending verleent, door "In zijn persoon" en voor personen te handelen: "Ik doop u in de naam van de Vader (...)"; "Ik vergeef u (...)".
"De persoonlijke en volledige belijdenis en absolutie blijven de enige gewone manier waarop de gelovigen zich met God en de Kerk verzoenen, tenzij deze vorm fysiek of moreel onmogelijk is". Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973), 31. vert. Orde van dienst voor boete en verzoening (NL) blz. 23; Orde van Dienst voor de Boeteliturgie (B), 14 Voor deze regel bestaan grondige redenen. Christus is in elk Sacrament handelend aanwezig. Hij richt zich persoonlijk tot elk van de zondaars: "Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven" (Mc. 2, 5); Hij is de geneesheer die zich buigt over elke zieke die Hem nodig heeft Vgl. Mc. 2, 17 om te genezen; Hij doet allen weer opstaan en neemt hen weer op in de broederlijke gemeenschap. De persoonlijke biecht is dus de meest betekenisvolle vorm van de verzoening met God en de Kerk.