15 augustus 1997
Wezenlijk verbonden met de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt is zijn karakter van dienstbaarheid. Immers, geheel afhankelijk van Christus die zijn dienaren hun zending en gezag geeft, zijn zij werkelijk "dienstknechten van Christus" (Rom. 1, 1), naar het beeld van Christus die uit vrije wil voor ons "het bestaan van een slaaf" heeft aangenomen (Fil. 2, 7). Omdat het woord en de genade waarvan zij de bedienaren zijn, niet van henzelf, maar van Christus zijn, die hun deze ten dienste van de anderen heeft toevertrouwd, moeten zij uit vrije wil slaaf van allen worden. Vgl. 1 Kor. 9, 19
Het Priesterschap is een dienstwerk. "Dit ambt, dat de Heer aan de herders van zijn volk heeft toevertrouwd, is een waarachtige dienst". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 24. vert. uit Lat. Het is geheel en al betrokken op Christus en op de mensen. Van Christus en zijn uniek priesterschap is het helemaal afhankelijk en het werd ingesteld ten gunste van de mensen en de gemeenschap van de Kerk. Het wijdingssacrament verleent "een gewijde macht" die geen andere is den die van Christus. De uitoefening van dit gezag moet dus afgestemd worden op het voorbeeld van Christus, Hij die uit liefde de laatste is geworden en dienaar van allen. Vgl. Mc. 10, 43-45 Vgl. 1 Pt. 5, 3 "De Heer heeft duidelijk gezegd dat de zorg voor zijn kudde een bewijs is van liefde voor Hem". H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. 2,4 Vgl. Joh. 21, 15-17. vert. uit Gr.