15 augustus 1997
In hun geschiedenis en tot op de dag van vandaag hebben de mensen op velerlei wijzen uitdrukking gegeven aan hun zoeken naar God, zowel in manier van geloven en godsdienstig gedrag (gebed, offer, eredienst, meditatie etc.). Ondanks de dubbelzinnigheden die deze uitdrukkingsvormen kunnen bevatten, zijn zij zo universeel, dat men de mens een godsdienstig wezen kan noemen.
Heel het mensengeslacht deed Hij uit één ontstaan, om de gehele oppervlakte van de aarde te bewonen, waarbij Hij de seizoenen vaststelde en de grenzen van hun woongebied, opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastende zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons. Want door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn (Hand. 17, 26-28).
De missionaire taak van de Kerk impliceert een respectvolle dialoog met hen die het Evangelie nog niet aanvaarden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55 De gelovigen kunnen voor zichzelf baat hebben bij deze dialoog door "al wat er reeds aan waarheid en genade bij de volken als een verborgen tegenwoordigheid van God wordt gevonden", 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9. vert. uit Lat. beter te leren kennen. Als zij de Blijde Boodschap verkondigen aan hen die haar niet kennen, dan is dat om de waarheid en het goede dat God onder de mensen en de volken heeft verbreid, te verstevigen, aan te vullen en op een hoger plan te brengen en het te zuiveren van dwaling en kwaad "tot eer van God, tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 9