15 augustus 1997
"Het geloofsgoed" ('depositum fidei') Vgl. 1 Tim. 6, 20 Vgl. 2 Tim. 1, 12-14 , die vervat ligt in de heilige Overlevering en de heilige Schrift, is door de apostelen aan de Kerk in haar totaliteit toevertrouwd. "Door aan deze geloofsschat vast te houden volhardt het hele heilige volk, verenigd met zijn herders, voortdurend in de leer van de apostelen en in het gemeenschappelijk leven, in het breken van het brood en het gebed, zodat er tussen bisschoppen en gelovigen een uitzonderlijke eensgezindheid ontstaat in het behouden, beleven en belijden van het overgeleverde geloof". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10