CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Maria, de volmaakt heilige moeder van God, altijd maagd, is het meesterwerk van de zending van de Zoon en de Geest in de volheid van de tijd. Omdat zijn Geest Maria voorbereid heeft, vindt de Vader overeenkomstig het heilsplan voor het eerst de
woning waar zijn Zoon en zijn Geest onder de mensen kunnen verblijven. Het is in deze zin dat de overlevering van de kerk dikwijls de mooiste teksten over de wijsheid toegepast heeft op Maria:
Vgl. Sir. 24 Maria wordt in de liturgie bezongen en voorgesteld als de "troon van de wijsheid".
In haar beginnen de "wonderen van God" die de Geest tot stand zal brengen in Christus en de Kerk, zichtbaar te worden.
De heilige Geest heeft Maria
voorbereid door zijn genade. De moeder van Hem in wie "de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig is" (
Kol. 2, 9), moest "vol van genade" zijn. Zij is louter door genade zonder zonde ontvangen als de nederigste van alle schepselen, het meest in staat de onuitsprekelijke gave van de Almachtige te ontvangen. De engel Gabriël begroet haar dan ook terecht als "dochter van Sion": "Verheug u".
Vgl. Sef. 3, 14
Vgl. Zach. 2, 14
Wanneer zij de eeuwige Zoon in zich draagt, doet zij in haar gezang in de heilige Geest de dankzegging van heel het volk van God, en dus van de Kerk naar de Vader opstijgen.
Vgl. Lc. 1, 46-55
Tenslotte
begint de heilige Geest door Maria de mensen, als "het voorwerp van de welwillende liefde van God,"
Vgl. Lc. 2, 14
tot
gemeenschap met Christus
te brengen. De eersten die Hem ontvangen, zijn altijd de nederigen: de herders, de wijzen, Simeon en Hanna, het bruidspaar in Kana en de eerste leerlingen.
Aan het einde van deze zending van de Geest wordt Maria de "Vrouw", de nieuwe Eva, "moeder van de levenden", moeder van de "gehele Christus".
Vgl. Joh. 19, 25-27
Als zodanig is zij met de Twaalf, "eensgezind volhardend in het gebed" (
Hand. 1, 14), aanwezig bij de dageraad van de "eindtijd", die de Geest zal inluiden op Pinkstermorgen, wanneer de Kerk te voorschijn treedt.