15 augustus 1997
Vanaf het begin tot "de volheid van de tijd" Vgl. Gal. 4, 4 blijft de gezamenlijke zending van het Woord en de Geest van de Vader verborgen, maar deze zending is wel werkzaam. Daarbij bereidt de Geest van God de tijd van de Messias voor en beiden worden, zonder nog ten volle geopenbaard te worden, reeds beloofd, opdat zij op het ogenblik van hun verschijning verwacht en aanvaard worden. Daarom onderzoekt Vgl. Joh. 5, 39.46 de Kerk, wanneer zij het Oude Testament leest Vgl. 2 Kor. 3, 14 , wat de Geest, "die door de profeten heeft gesproken" 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381) ons over Christus wil zeggen.
Onder "profeten" verstaat het geloof van de Kerk hier al diegenen die de heilige Geest geïnspireerd heeft bij de levende verkondiging en bij de samenstelling van de heilige boeken, zowel die van het Oude als die van het Nieuwe Testament. De Joodse overlevering onderscheidt de Wet (de eerste vijf boeken of Pentateuch), de profeten (bij ons de zgn. historische en profetische boeken) en de geschriften (vooral de wijsheidsliteratuur, in het bijzonder de Psalmen). Vgl. Lc. 24, 44