15 augustus 1997
"Niemand kan zeggen: 'Jezus is de Heer', tenzij door de Heilige Geest" (1 Kor. 12, 3). "God heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!." (Gal. 4, 6). Deze geloofskennis is slechts mogelijk in de Heilige Geest. Om in contact met Christus te staan moet men allereerst door de Heilige Geest geraakt zijn. Hij is het die ons tegemoetkomt en in ons het geloof opwekt. Door ons Doopsel, het eerste Sacrament van het geloof, wordt het Leven dat zijn oorsprong heeft in de Vader en ons in de Zoon wordt gegeven, innerlijk en persoonlijk aan ons meegedeeld door de heilige Geest in de Kerk:
Het Doopsel schenkt ons de genade van de wedergeboorte in God de Vader door zijn Zoon in de Heilige Geest. Want zij die de Heilige Geest van God bezitten, worden gebracht tot het Woord, d.w.z. tot de Zoon; maar de Zoon biedt hen aan de Vader aan en de Vader verschaft hun de onsterfelijkheid. Derhalve is het niet mogelijk zonder de Geest de Zoon van God te zien en zonder de Zoon kan niemand tot de Vader naderen: want het kennen van de Vader is de Zoon en het kennen van de Zoon van God komt door de Heilige Geest tot stand. H. Ireneüs van Lyon, Demonstratio Apostolica Praedicationis. 7; vert. uit Lat.
Door zijn genade is de Heilige Geest de eerste bij het ontwaken van ons geloof en Hij staat ook aan het begin van het nieuwe leven dat hierin bestaat: "de Vader en Hem die Hij gezonden heeft, Jezus Christus, kennen" (Joh. 17, 3). Bij de openbaring van de personen van de Heilige Drie-eenheid is Hij echter de laatste. De heilige Gregorius van Nazianze, "de theoloog", verklaart deze voortgang door de pedagogie van de goddelijke "genadige welwillendheid":
Het Oude Testament verkondigde openlijk de Vader, maar sprak over de Zoon in meer bedekte termen Het Nieuwe Testament heeft de Zoon en een glimp van de godheid van de Geest laten zien. Nu heeft de Geest burgerrecht onder ons verworven en gunt ons een duidelijker zicht op Hem Het was immers niet verstandig openlijk de Zoon te verkondigen, toen men nog niet de godheid van de Vader beleed en, toen de godheid van de Zoon nog niet aanvaard werd, de heilige Geest eraan toe te voegen als een bijkomende last, om een enigszins gewaagde uitdrukking te gebruiken (...) Het is door dit stap voor stap vooruitgaan en het voortschrijden "van heerlijkheid naar heerlijkheid" dat het licht van de Drie-enheid helderder zal schijnen. H. Gregorius van Nazianze, Orationes theologicae. 5,26, vert. uit Gr.
Geloven in de Heilige Geest houdt dus in belijden dat de Heilige Geest één van de personen van de Heilige Drie-eenheid is: "een in wezen met de Vader en de Zoon; "die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt". 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381) Daarom is er in de trinitaire "theologie" sprake geweest van het goddelijk mysterie van de heilige Geest. Het zal hier derhalve slechts gaan over de Heilige Geest, in zoverre Hij deel uitmaakt van het goddelijk "heilsplan".
Samen met de Vader en de Zoon is de Heilige Geest werkzaam vanaf het begin van het heilsplan voor ons tot aan zijn voltooiing. Maar het is in de "eindtijd", die begon met de verlossende menswording van de Zoon, dat Hij geopenbaard en geschonken wordt, erkend en ontvangen als persoon. Dan zal dat goddelijk heilsplan, voltooid in Christus, "de Eerstgeborene" en hoofd van de nieuwe schepping, gestalte kunnen krijgen onder de mensen door de uitstorting van de Geest: de Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam, het eeuwig leven.