De komst van de verheerlijkte Messias wordt op elk ogenblik van de geschiedenis uitgesteld,
Vgl. Rom. 11, 31
totdat Hij wordt erkend door "heel Israël"
Vgl. Rom. 11, 26
Vgl. Mt. 23, 39
waarover ten dele "de verharding gekomen is"
Vgl. Rom. 11, 25
in de vorm van "het ongeloof" (
Rom. 11, 20) ten opzichte van Jezus. De heilige Petrus zegt het tegen de Joden van Jeruzalem na Pinksteren: "Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist en er van de Heer uit tijden van verkwikking mogen komen en Hij u Jezus zende, die voor u als Messias was voorbestemd. De hemel moest Hem opnemen tot de tijd van het herstel van alle dingen, waarover God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten" (
Hand. 3, 19-21). En bij de heilige Paulus klinken deze woorden door, wanneer hij zegt: "Als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht, wat kan dan hun aanneming anders betekenen dan leven uit de doden?" (
Rom. 11, 15). Het binnengaan van "het volledig getal van de Joden"
Vgl. Rom. 11, 12
in het Messiaanse heil, in het voetspoor van het "volledig getal van de heidenvolken"
Vgl. Rom. 11, 25
Vgl. Lc. 21, 24
zal het volk van God de mogelijkheid geven "de volheid in Christus" (
Ef. 4, 13) tot stand te brengen, waarin God alles in alles is" (
1 Kor. 15, 28).