Christus is voortaan "gezeten aan de rechterhand van de Vader": "Met 'rechterhand van de Vader' bedoelen wij de heerlijkheid en de eer van de goddelijkheid, waarin de Zoon van God, voor alle eeuwen als God bestaande en gelijk in wezen aan de Vader, na uiteindelijk het vlees aangenomen te hebben, ook lichamelijk gezeten is, nadat tevens zijn lichaam verheerlijkt is". H. Johannes Damascenus, Over het rechte of orthodoxe geloof, De fide orthodoxa. 4,2 vert. uit Gr.