15 augustus 1997
Zelfs wanneer de leerlingen geconfronteerd worden met de werkelijkheid van de verrezen Jezus, twijfelen zij nog, Vgl. Lc. 24, 39 zo onmogelijk komt hun de zaak voor: zij menen een geest te zien. Vgl. Lc. 24, 39 "Van vreugde en verbazing kunnen zij niet geloven" (Lc. 24, 41). Thomas zal dezelfde beproeving van de twijfel kennen Vgl. Joh. 20, 24-27 en bij de laatste verschijning in Galilea, zoals die door Matteüs verteld wordt, "twijfelden sommigen echter" (Mt. 28, 17). Daarom is de hypothese dat de verrijzenis een "product" van het geloof (of van de lichtgelovigheid) van de apostelen zou zijn geweest, ongegrond. Integendeel: hun geloof in de verrijzenis is onder de werking van de goddelijke genade voortgekomen uit de directe ervaring met de werkelijkheid van de verrezen Jezus.