CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
De dood van Christus is een werkelijke dood geweest in zoverre hij een einde gemaakt heeft aan zijn menselijk, aards bestaan. Maar omwille van de eenheid die de persoon van de Zoon met zijn lichaam bewaard heeft, is dit geen stoffelijk overschot geworden, zoals dit bij anderen het geval is, want "het onmogelijk was dat hij door de dood werd vastgehouden"
Vgl. Hand. 2, 24
en daarom "heeft de goddelijke het lichaam van Christus voor bederf gevrijwaard."
H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. 3,51.3. vert. uit Lat.. Van Christus kan men zowel zeggen: "Hij werd uit het land der levenden weggerukt" (
Jes. 53, 8) als "Mijn lichaam zal rust vinden in hoop, omdat Gij mijn ziel niet over zult laten aan het dodenrijk en uw heilige geen bederf zult laten zien" (
Hand. 2, 26-27).
Vgl. Ps. 16, 9-10
De verrijzenis van Jezus "op de derde dag" (
1 Kor. 15, 4)(
Lc. 24, 26)
Vgl. Mt. 12, 40
Vgl. Jona 2, 1
Vgl. Hos. 6, 2
was er het teken van, ook al omdat men aannam, dat het bederf werd vanaf de vierde dag zichtbaar.
Vgl. Joh. 11, 39