15 augustus 1997
Jezus gaat verder: Hij vervult de Wet inzake de reinheid van voedsel, die zo belangrijk was in het dagelijks leven van de jood, door de "pedagogische" betekenis Vgl. Gal. 3, 24 ervan te onthullen door middel van een goddelijke interpretatie: "Al wat van buitenaf in de mens komt, kan hem niet bezoedelen (...)", en hiermee verklaart Hij alle voedsel rein. "Wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten" (Mc. 7, 18-21). Door met goddelijk gezag de uiteindelijke interpretatie van de Wet te geven kwam Jezus tegenover sommige wetgeleerden te staan, die zijn interpretatie van de Wet, die toch gewaarborgd werd door de goddelijke tekenen waarmee die interpretatie gepaard ging Vgl. Joh. 5, 36 Vgl. Joh. 10, 25.37-38 Vgl. Joh. 12, 37 niet aanvaardden. Dit geldt in het bijzonder voor de kwestie aangaande de sabbat: Jezus herinnert eraan, dikwijls gebruikmakend van rabbijnse argumenten Vgl. Mc. 2, 25-27 Vgl. Joh. 7, 22-24 , dat de sabbatrust niet verstoord wordt door de dienst aan God Vgl. Mt. 12, 15 Vgl. Num. 28, 9 of de naaste Vgl. Lc. 13, 15-16 Vgl. Lc. 14, 3-4 , een dienst waarvan zijn genezingen de verwezenlijking zijn.