
15 augustus 1997
Jezus was de tempel Vgl. Joh. 18, 20 , waar Hij het meest wezenlijke van zijn onderricht gegeven heeft, absoluut niet vijandig gezind Vgl. Mt. 8, 4 Vgl. Mt. 23, 21 Vgl. Lc. 17, 14 Vgl. Joh. 4, 22 . Hij wilde de tempelbelasting betalen en Hij liet Petrus Vgl. Mt. 17, 24-27 , die Hij pas tot fundament van zijn toekomstige Kerk Vgl. Mt. 16, 18 aangesteld had, dit voor hun beiden doen. Wat meer is, Hij heeft zich vereenzelvigd met de tempel door zichzelf als de definitieve woning van God onder de mensen voor te stellen Vgl. Joh. 2, 21 Vgl. Mt. 12, 6 . Daarom kondigt zijn lichamelijke terechtstelling Vgl. Joh. 2, 18-22 de verwoesting van de tempel aan, die het binnentreden in een nieuw tijdperk van de heilsgeschiedenis zal laten zien: "Er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden" (Joh. 4, 21). Vgl. Joh. 4, 23-24 Vgl. Mt. 27, 51 Vgl. Heb. 9, 11 Vgl. Openb. 21, 22 .
De Kerk is apostolisch: zij is gebouwd op duurzame grondstenen,' "de twaalf apostelen van het Lam" (Openb. 21, 14); zij is onverwoestbaar', Vgl. Mt. 16, 18 zij blijft onfeilbaar behouden in de waarheid: Christus bestuurt haar door Petrus en de andere apostelen en samen met hun opvolgers, de paus en het college van bisschoppen.
De Heer heeft alleen van Simon, aan wie Hij de naam Petrus ("rots") gaf, de rots van zijn Kerk gemaakt. Hij heeft hem de sleutels ervan overhandigd; Vgl. Mt. 16, 18-19 Hij heeft hem aangesteld tot herder van heel de kudde. Vgl. Joh. 21, 15-17 "Maar het staat vast dat deze taak om te binden en te ontbinden, die aan Petrus is gegeven, ook aan het college van apostelen, verbonden met hun hoofd, gegeven is". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Deze pastorale taak van Petrus en de andere apostelen behoort tot de fundamenten van de Kerk. Zij wordt voortgezet door de bisschoppen onder het primaatschap van de paus.
Wanneer de Heer de apostelen laat delen in zijn macht zonden te vergeven, geeft Hij hun ook het gezag de zondaars met de Kerk te verzoenen. Deze kerkelijke dimensie van hun taak wordt met name uitgedrukt door de plechtige woorden die Christus tot Simon Petrus richt: "Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn" (Mt. 16, 19). "Het staat vast dat de macht om te binden en te ontbinden, die aan Petrus geschonken werd, ook is gegeven aan het college van de apostelen, dat met zijn hoofd verenigd is Vgl. Mt. 18, 18 Vgl. Mt. 28, 16-20 ". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat.
De nieuwe wet beoefent de daden van de godsdienst : de aalmoes, het gebed en het vasten door deze te richten op de "Vader die in het verborgene ziet", tegen het verlangen in "om door de mensen gezien te worden". Vgl. Mt. 6,1-6.16-18 Het gebed van de nieuwe wet is het Onze Vader. (Mt. 6,9-13)