
15 augustus 1997
Door heel de menselijke geschiedenis heen loopt een lijn van harde strijd tegen de machten der duisternis. Deze strijd dateert van het begin van de wereld en zal, overeenkomstig het woord van de Heer, voortduren tot aan de laatste dag. In deze strijd moet de mens zonder ophouden strijden, wil hij vasthouden aan het goede, en niet zonder grote krachtinspanning kan hij met de hulp van Gods genade in zichzelf de eenheid tot stand brengen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 37. § 2, vert. uit Lat.
Omdat de mens een wezen is dat bestaat uit geest en lichaam, bestaat in de mens reeds een zekere spanning, een strijd tussen de strevingen van de "geest" en die van het "vlees". Maar die strijd behoort in feite tot het erfgoed van de zondigheid; ze is er het gevolg en tegelijk de bevestiging van. Ze maakt deel uit van de dagelijkse ervaring van de geestelijke strijd:
Voor de apostel betekent dit niet dat men het lichaam moet minachten en veroordelen, want het lichaam maakt, samen met de geestelijke ziel, de natuur zelf uit van de mens en van zijn persoonlijkheid als subject; de apostel heeft het integendeel over een werking, of beter een aantal stabiele gesteltenissen - deugden en ondeugden - die of zedelijk goed of zedelijk slecht zijn en die de vrucht zijn (in het eerste geval) van de onderwerping aan of (in het tweede geval) van de weerstand tegen de heilbrengende werking van de Heilige Geest. Daarom ook schrijft hij: "Daar wij leven door de Geest, willen we ook leven volgens de Geest" (Gal. 5, 25). H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 55