
15 augustus 1997
Sinds deze eerste zonde overspoelt een ware "invasie" van zonden de wereld: de broedermoord door Kaïn gepleegd op Abel; Vgl. Gen. 4, 3-15 de algehele ontaarding ten gevolge van de zonde; Vgl. Gen. 6, 5.12 Vgl. Rom. 1, 18-32 evenzo manifesteert zich in de geschiedenis van Israël de zonde veelvuldig, vooral als ontrouw aan de God van het verbond en als overtreding van de wet van Mozes; ook na de verlossing van Christus manifesteert de zonde zich onder de christenen op talrijke manieren. Vgl. 1 Kor. 1-6 De Schrift en de overlevering van de Kerk houden niet op de aanwezigheid en de universaliteit van de zonde in de geschiedenis van de mens in herinnering te brengen.
Wat wij door de goddelijke openbaring te weten komen, stemt overeen met de ervaring. Immers, wanneer de mens in zijn eigen hart kijkt, ontdekt hij ook dat hij geneigd is tot het kwade en ondergedompeld is in allerlei kwaad dat niet van zijn goede Schepper afkomstig kan zijn. Door keer op keer te weigeren God als zijn oorsprong te erkennen heeft de mens de juiste orde, die hem op zijn laatste doel richtte verbroken en daarmee ook heel de ordening zowel met betrekking tot zichzelf als tot de andere mensen en al het geschapene. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 13. § 1. vert. uit Lat.
Vrijheid en zonde. De menselijke vrijheid is eindig en feilbaar. De mens heeft werkelijk gefaald. Vrijwillig heeft hij gezondigd. Door het liefdesplan van God te weigeren, heeft hij zichzelf bedrogen; hij is slaaf geworden van de zonde. Deze eerste vervreemding heeft een menigte andere doen ontstaan. De geschiedenis van de mensheid getuigt vanaf haar oorsprong van de kwalen en de verdrukkingen, die voortgekomen zijn uit het hart van de mens, als gevolg van een slecht gebruik van zijn vrijheid.