
15 augustus 1997
"De mens heeft, verleid door de Boze, reeds vanaf het begin van de geschiedenis zijn vrijheid misbruikt". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 13. § 1 Hij is bezweken voor de bekoring en heeft het kwade gedaan. Hij behoudt het verlangen naar het goede, maar zijn natuur is gekwetst door de erfzonde. Hij is geneigd geraakt tot het kwaad en onderworpen aan de dwaling:
De mens is dus in zichzelf verdeeld. Daarom vertoont het hele individuele en collectieve leven van de mens zich als een echt dramatische strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 13. § 2
De God van de beloften heeft de mens - vanaf het begin - gewaarschuwd tegen de verleiding van al wat goed scheen om te eten, een lust was voor het oog en wat aantrekkelijk was om naar te kijken (Gen. 3, 6).
De zonde is een belediging jegens God: "Jegens U alleen heb ik gezondigd, wat U tegenstaat heb ik gedaan" (Ps. 51, 6). De zonde keert zich tegen de liefde van God voor ons en wendt onze harten van Hem af. Zoals de eerste zonde is ze een ongehoorzaamheid, een opstand tegen God, door te willen worden "als goden", door het goede en het kwade te kennen en te bepalen (Gen. 3, 5). De zonde is ook "eigenliefde die zo ver gaat dat men God veracht". H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 14,28 Door deze hoogmoedige verheerlijking van zichzelf is de zonde diametraal tegengesteld aan de gehoorzaamheid van Jezus die het heil voltrekt. Vgl. Fil. 2, 6-9