
15 augustus 1997
Man en vrouw zijn "voor elkaar gemaakt". niet dat God ze slechts "half" of "onaf" gemaakt zou hebben; Hij heeft hen geschapen om een gemeenschap van personen te vormen, waarbij ieder een "hulp" voor de ander kan zijn, omdat zij tegelijkertijd als persoon gelijk zijn ("been van mijn gebeente...") en elkaar als mannelijk en vrouwelijk wezen aanvullen. In het huwelijk verenigt God hen en wel zo dat ze door "volkomen één te worden" (Gen. 2, 24) het menselijk leven kunnen doorgeven: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk, bevolkt de aarde" (Gen. 1, 28). Door aan hun afstammelingen het menselijke leven door te geven werken man en vrouw, als echtgenoten en ouders, op een unieke manier mee aan het werk van de Schepper. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 50. § 1