
15 augustus 1997
Wat is dus het wezen dat geschapen zal worden en dat een dergelijke eer geniet? Dat is de mens, een groot en bewonderenswaardig levend wezen, kostbaarder in Gods ogen dan heel de schepping: voor hem bestaan hemel, aarde en zee en geheel de schepping, aan zijn redding heeft God zoveel waarde gehecht, dat Hij ter wille van hem zelfs zijn enige Zoon niet gespaard heeft. Want God heeft niet nagelaten alles in het werk te stellen om de mens naar Hem te doen opgaan en hem aan zijn rechterhand te plaatsen. H. Johannes Chrysostomos, Preken over Genesis, Sermones in Genesim. 21, vert. uit Gr.
"In werkelijkheid vindt het mysterie van de mens alleen zijn verklaring in het licht van het mysterie van het mensgeworden Woord": 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22. § 1, vert uit Lat.
De oorsprong van het menselijk geslacht gaat volgens de apostel Paulus terug op twee mensen, Adam en Christus... Paulus zegt: "De eerste mens, Adam, werd een levend wezen; de tweede Adam werd een levendmakende Geest" (1 Kor. 15, 45). Die eerste is door die tweede geschapen. Van Hem heeft hij ook een ziel ontvangen zodat hij leeft... De tweede Adam heeft zijn beeld afgedrukt in de eerste, toen Hij hem vormde uit klei. Daarom nam Hij diens menselijke persoon aan en nam Hij zijn naam over. Zo ontbrak Hem niets van wat Hij als een beeld van zichzelf had geschapen: de eerste Adam en de laatste Adam. Die eerste heeft een begin, die laatste heeft geen einde. Die laatste is in feite ook zelf de eerste, want Hij zegt: "Ik ben de eerste en de laatste" (Openb. 1, 8). H. Petrus Chrysologus, Sermones. Serm. 117, vert Getijdenboek Lect II,796