CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hem" (
Gen. 1, 27). De mens heeft een unieke plaats in de schepping: hij is "als het beeld van God" (
I); in zijn eigen wezen verenigt hij de geestelijke en de stoffelijke wereld (
II); hij is geschapen "man en vrouw"; (
III); God heeft hem in zijn vriendschap aangenomen (
IV).
Omdat het menselijk individu is als het beeld van God, heeft het de
waardigheid van een persoon: hij is niet alleen iets, maar ook iemand. Hij is in staat zichzelf te kennen, zichzelf te bezitten en zichzelf in vrijheid te geven en in contact te treden met andere personen, en hij is door genade geroepen tot een verbond met zijn Schepper, om aan Hem een antwoord van geloof en liefde te geven, dat niemand in zijn plaats kan geven.