15 augustus 1997
Geprezen zijt Gij, Heer, met al uw schepselen
vooral zuster zon, die de dag is, en door wie Gij ons verlicht.
En zij is schoon en stralend met grote glans:
van U, Allerhoogste, is zij het zinnebeeld...Geprezen zijt Gij, mijn Heer, om zuster water,
die zeer nuttig en nederig en kostbaar en rein is...Geprezen zijt Gij, mijn Heer, om onze zuster, moeder aarde,
die ons onderhoudt en voedt
en verscheidene vruchten voortbrengt
samen met kleurrijke bloemen en gras.Prijst en zegent de Heer en dankt Hem
en dient Hem in grote nederigheid. H. Franciscus van Assisi, Boek, Zonnelied, Cantico delle creature - Cantico di frate sole (1 jan 1224). vert. uit It.
In zijn goedheid en door zijn almachtige kracht, niet om zijn gelukzaligheid te vergroten en evenmin om zijn volmaaktheid te verwerven, maar om deze te tonen in het goede dat Hij zijn schepselen schenkt, heeft deze ene, ware God, volgens een in volledige vrijheid genomen raadsbesluit, vanaf het begin van de tijd, het geestelijke en het lichamelijke samen, beide schepsel, uit het niet geschapen. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 3. vert. uit Lat.
Het solidariteitsbeginsel, ook wel "vriendschap" of "sociale naastenliefde" genoemd, is een directe eis van de menselijke en christelijke broederlijkheid. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 38-40 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 10
Een tegenwoordig wijd verspreide dwaling is de onachtzaamheid voor de wet van menselijke solidariteit en naastenliefde, opgelegd zowel door de gemeenschappelijke oorsprong en de gelijkheid van de redelijke natuur bij alle mensen, tot welk volk ze ook behoren, alsook door het verlossend offer, dat door Christus op het altaar van kruis aan zijn hemelse Vader gebracht is voor de zondige mensheid". Paus Pius XII, Encycliek, Over de eenheid van de menselijke maatschappij, Summi Pontificatus (20 okt 1939)
Dieren zijn schepselen van God. God omgeeft hen met zijn providentiële liefdevolle zorg. Vgl. Mt. 6, 26 Alleen al door hun bestaan zegenen en prijzen ze de Heer. Vgl. Dan. 3, 79-81 Ook de mensen zijn de dieren welwillendheid verschuldigd. Men kan hier denken aan de fijngevoeligheid waarmee heiligen als Franciscus van Assisi of Filippus Neri de dieren hebben behandeld.
Sinds het ontstaan van de wereld is het water, dat nederig en wonderlijk schepsel, de bron van leven en vruchtbaarheid. Volgens de heilige Schrift "bebroedt" de Geest van God het als het ware: Vgl. Gen. 1, 2
In het begin van de wereld zweefde uw Geest over de wateren, opdat zij toen reeds kracht zouden ontvangen om te heiligen. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Paaswake 42; zegening van het doopwater, vert. uit Lat.