Vanaf het begin Vgl. Mt. 18, 10 tot de dood Vgl. Lc. 16, 22 is het menselijk leven omringd door hun bescherming Vgl. Ps. 34, 8Vgl. Ps. 91, 10-13 en voorspraak. Vgl. Job 33, 23-24Vgl. Zach. 1, 12Vgl. Tob. 12, 12 "Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een engel om hem als een behoeder en herder naar het leven te leiden" H. Basilius van Caesarea, Contra Eunomium. 3,1, vert. uit Gr. Vanaf het aardse bestaan neemt het christelijk leven in het geloof deel aan de gelukzalige gemeenschap van engelen en mensen, verenigd in God.