
15 augustus 1997
God is oneindig goed en al zijn werken zijn goed. Toch ontkomt niemand aan de ervaring van het lijden, van het kwaad in de natuur - dat gepaard schijnt te gaan met de grenzen, eigen aan de schepselen - en vooral aan het probleem van het morele kwaad. Waar komt het kwaad vandaan? "Ik zocht waar het kwaad vandaan. komt, en ik vond de oplossing niet", zegt de heilige Augustinus H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 7.7,11, vert uit Lat. en in zijn eigen smartelijk zoeken vindt hij geen andere uitweg dan de bekering tot de levende God. Want "het geheim der goddeloosheid" (2 Tess. 2, 7) wordt slechts duidelijk in het licht van "het geheim van onze godsdienst" (1 Tim. 3, 16). De openbaring van de goddelijke liefde in Christus heeft tegelijk de omvang van het kwaad èn de overvloed van de genade getoond. Vgl. Rom. 5, 20 Wij moeten derhalve het probleem van de oorsprong van het kwaad onder ogen zien door de blik van ons geloof te vestigen op Hem die als enige het kwaad overwonnen heeft. Vgl. Lc. 11, 21-22 Vgl. Joh. 16, 11 Vgl. 1 Joh. 3, 8
De laatste bede tot onze Vader klinkt ook door in het gebed van Jezus: "Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad" (Joh. 17, 15). Deze vraag heeft betrekking op ons, op ieder van ons persoonlijk, maar het gaat steeds om "ons" die bidden, in gemeenschap met de hele Kerk en met als doel de verlossing van de hele menselijke gemeenschap. Het gebed van de Heer maakt ons onophoudelijk ontvankelijk voor de volle omvang van het heilsbestel. Onze onderlinge afhankelijkheid in het drama van de zonde en de dood wordt omgezet in solidariteit binnen het lichaam van Christus, in de "gemeenschap van de heiligen". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 16