15 augustus 1997
Als God met wijsheid schept, dan is de schepping geordend: "Maar Gij hebt alles naar maat en getal en gewicht geordend" (Wijsh. 11, 20). Geschapen in en door het eeuwig Woord, "beeld van de onzichtbare God" (Kol. 1, 15), is ze bestemd voor en gericht op de mens als beeld van God, Vgl. Gen. 1, 26 zelf geroepen tot een persoonlijke band met God. Ons verstand kan, omdat het deel heeft aan het licht van het goddelijk intellect, begrijpen wat God ons zegt door zijn schepping, Vgl. Ps. 19, 2-5 maar enkel met een grote inspanning en in een geest van nederigheid en respect ten opzichte van de Schepper en zijn werk. Vgl. Job 42, 3 Voortgekomen uit de goddelijke goedheid heeft de schepping deel aan deze goedheid. Vgl. Gen. 1, 4.10.12.18.21.31. "En God zag dat het goed was (...) zeer goed was" De schepping is immers door God gewild als een geschenk aan de mens, als een erfenis die voor hem is bestemd en aan hem is toevertrouwd. De kerk heeft herhaaldelijk moeten verdedigen dat de schepping, de materiële wereld inbegrepen, van nature goed is. Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Aan Bisschop Turribius van Astorga, Quam laudabiliter (21 juli 447). DS 286 Vgl. 1e Concilie van Braga, Anathematismi praesertim contra Priscilianistas. DS 455-463 Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 1. Over het Katholieke geloof, Caput 1: De fide catholica (11 nov 1215), 1 Vgl. Concilie van Florence, Decreet, Decretum pro Jacobitis. DS 1333 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 3
Ieder schepsel heeft zijn eigen goedheid en volmaaktheid. Bij elk van de werken van de "zes dagen" wordt gezegd: "En God zag dat het goed was". "Krachtens de aard van de schepping zelf bezitten de dingen hun eigen bestaan, hun waarheid en goedheid, hun eigen wetten en orde". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36. § 2, vert. uit Lat. De verschillende schepselen, volgens hun eigen wezen gewild, weerspiegelen op hun eigen wijze de oneindige wijsheid en goedheid van God. Daarom moet de mens de eigen goedheid van elk schepsel respecteren om een ongeordend gebruik van de dingen te vermijden, hetgeen een minachting van de Schepper is en rampzalige gevolgen met zich meebrengt voor de mens en zijn milieu.
Wat is dus het wezen dat geschapen zal worden en dat een dergelijke eer geniet? Dat is de mens, een groot en bewonderenswaardig levend wezen, kostbaarder in Gods ogen dan heel de schepping: voor hem bestaan hemel, aarde en zee en geheel de schepping, aan zijn redding heeft God zoveel waarde gehecht, dat Hij ter wille van hem zelfs zijn enige Zoon niet gespaard heeft. Want God heeft niet nagelaten alles in het werk te stellen om de mens naar Hem te doen opgaan en hem aan zijn rechterhand te plaatsen. H. Johannes Chrysostomos, Preken over Genesis, Sermones in Genesim. 21, vert. uit Gr.