CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
"In het begin schiep God hemel en aarde" (
Gen. 1, 1), in deze eerste woorden van de Schrift worden drie zaken gesteld: "de eeuwige God heeft alles wat buiten Hem bestaat, een begin gegeven. Hij alleen is Schepper (het werkwoord "scheppen" -
bara in het Hebreeuws - heeft als onderwerp altijd God) Het geheel van wat bestaat (uitgedrukt in de formulering "hemel en aarde") is van Hem afhankelijk die er het zijn aan geeft.
In de heilige Schrift betekent de uitdrukking "hemel en aarde" al wat bestaat, heel de schepping. Zij geeft ook de samenhang binnen de schepping aan, die hemel en aarde tegelijkertijd verenigt en scheidt: "De aarde" is de wereld van de mensen.
Vgl. Ps. 115, 16
"De hemel" of "de hemelen" kan het uitspansel betekenen,
Vgl. Ps. 19, 2
maar ook de "plaats", eigen aan God: "onze Vader in de hemel" (
Mt. 5, 16)
Vgl. Ps. 115, 16
en dus ook de "hemel" die de eschatologische heerlijkheid is. Tenslotte is het woord "hemel" een uitdrukking voor de "plaats" van de geestelijke schepselen - de engelen - die God omgeven.