15 augustus 1997
"Dagelijks". Dit woord, epiousios, wordt nergens anders in het Nieuwe Testament gebruikt. Als wij het opvatten in temporele zin, wordt hiermee voor de duidelijkheid het woord "heden" Vgl. Ex. 16, 19-21 herhaald; zo worden wij bevestigd in een vertrouwen "zonder voorbehoud". Opgevat in kwalitatieve zin verwijst het naar het levensnoodzakelijke en in bredere zin naar alles wat dient tot ons levensonderhoud. Vgl. 1 Tim. 6, 8 Als wij het opvatten in letterlijke zin (epiousios: "bovennatuurlijk"), is het een rechtstreekse verwijzing naar het brood des levens, het lichaam van Christus, "geneesmiddel voor onsterfelijkheid" H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 20,2, in: PG 5,661; zonder dit bovennatuurlijk brood hebben wij het leven niet in ons. Vgl. Joh. 6, 53-56 Met de zojuist genoemde betekenis wordt ook de hemelse betekenis duidelijk: "vandaag" is de dag van de Heer, de dag van het feestmaal van het rijk, waarop wij in de eucharistie vooruitlopen; hierin hebben wij reeds een voorsmaak van het rijk dat komen gaat. Daarom is het passend om de dienst van de eucharistie "elke dag" te vieren.
De Eucharistie is ons dagelijks brood. Dit goddelijk voedsel heeft de kracht om één te maken: wij worden Lichaam van Christus, zijn ledematen, zodat wij zijn wat we ontvangen. (...) Maar ook de lezingen die u elke dag in de kerk hoort zijn dagelijks brood, ook de hymnen die u hoort en zingt zijn dagelijks brood. Dat alles hebben wij nodig op onze pelgrimstocht. H. Augustinus, Preken, Sermones. 57,7,7, vert. uit Lat.De Vader van de hemel spoort ons aan om als kinderen van de hemel te vragen om het brood van de hemel. Vgl. Joh. 6, 51 Christus "zelf is het brood dat gezaaid is in de maagd; gegist in het vlees, is gekneed door het lijden gebakken in de oven van het graf, toevertrouwd aan de kerk, gedragen naar de altaren en het levert dagelijks aan de gelovigen voedsel uit de hemel". H. Petrus Chrysologus, Sermones. 67,7