15 augustus 1997
De term "heiligen" moet hier niet in de eerste plaats in oorzakelijke zin opgevat worden (God alleen heiligt, maakt heilig), maar vooral in waarderende zin: erkennen als heilig, op een heilige manier ermee omgaan. Zodoende wordt deze aanroeping in de aanbidding soms gezien als een lofprijzing en als een dankzegging. Vgl. Ps. 111, 9 Vgl. Lc. 1, 49 Maar deze bede wordt ons door Jezus geleerd in de vorm van een wens: een vraag, een verlangen en een verwachting waarbij God en de mens betrokken zijn. Vanaf de eerste bede tot onze Vader worden wij in het intieme mysterie gedompeld van zijn goddelijkheid en in het heilsdrama van onze mensheid. Hem te vragen dat zijn naam geheiligd wordt, betekent dat wij een rol krijgen in "het welwillende raadsbesluit dat Hij van te voren genomen had", dat wij "heilig en vlekkeloos zijn voor zijn aangezicht, in de liefde". Vgl. Ef. 1, 9.4