
15 augustus 1997
Tenslotte, als wij in waarheid bidden "Onze Vader", dan stijgen wij uit boven het individualisme, want de liefde die wij ontvangen, bevrijdt ons daarvan. Het woordje "onze" aan het begin van het gebed van de Heer sluit niemand uit, evenmin als het woordje "ons" uit de laatste vier beden. Om het naar waarheid uit te spreken, Vgl. Mt. 5, 23-24 Vgl. Mt. 6, 14-16 moeten wij onze verdeeldheid en onze tegenstellingen overwinnen.
De gedoopten kunnen niet bidden "onze" Vader, zonder dat zij daarbij al diegenen voor wie Hij zijn welbeminde Zoon heeft gegeven, bij Hem aanbevelen. De liefde van God is grenzeloos en zo moet ook ons gebed zijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 5 "Onze Vader" bidden maakt ons ontvankelijk voor de dimensies van zijn liefde, die in Christus zichtbaar geworden zijn: dat betekent voor ons bidden met en voor alle mensen die Hem nog niet kennen, om hen "samen te brengen" (Joh. 11, 52). Deze goddelijke zorg voor alle mensen en voor de hele schepping heeft alle grote bidders bezield: wanneer wij durven zeggen "onze" Vader, dan moet deze zorg ons gebed verruimen met een onbegrensde liefde.