
15 augustus 1997
Het geloof is de goddelijke deugd waardoor we in God geloven en in alles wat Hij ons gezegd en geopenbaard heeft, en dat de heilige Kerk ons voorhoudt te geloven, omdat Hij de waarheid zelf is. Door het geloof "vertrouwt de mens zich in vrijheid geheel aan God toe". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5 Daarom probeert de gelovige de wil van God te kennen en te volbrengen. "Die gerechtvaardigd is door het geloof zal leven" (Rom. 1, 17). Het levende geloof "handelt door de liefde" (Gal. 5, 6).
De hoop is de goddelijke deugd waardoor wij naar het rijk der hemelen en het eeuwig leven verlangen als naar ons geluk, door ons vertrouwen te stellen in de beloften van Christus, hierbij niet steunend op onze krachten maar op de hulp van de genade van de heilige Geest. "Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar" (Heb. 10, 23). "Want Hij heeft de heilige Geest overvloedig over ons uitgestort door Jezus Christus onze Heiland. Zo zijn wij door zijn genade gerechtvaardigd en erfgenamen geworden van het eeuwige leven waar onze hoop op gericht is" (Tit. 3, 6-7).