
15 augustus 1997
In de Romeinse liturgie wordt de verzamelde gemeenschap die eucharistie viert, uitgenodigd om met een kinderlijke vrijmoedigheid tot onze Vader te bidden; de oosterse liturgieën bezigen soortgelijke uitdrukkingen en ontwikkelen ze verder. "Vol vertrouwen durven", "Maak ons waardig om". Bij de brandende doornstruik werd tot Mozes gezegd: "Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit" (Ex. 3, 5). Die drempel van de goddelijke heiligheid kon alleen Jezus overschrijden, Hij die "na de reiniging der zonden te hebben voltrokken" (Heb. 1,3) ons leidt tot voor het aangezicht van de Vader. "Hier ben Ik met de kinderen die God mij gegeven heeft" (Heb. 2, 13):
Het besef van onze positie als slaven zou ons onder de grond doen kruipen, ons aardse bestaan zou weer worden tot stof, als het gezag van de Vader zelf en de Geest van de Zoon zelf ons niet zouden aanzetten tot het uiten van deze uitroep: "Abba, Vader!" (Rom. 8, 15) (...) Een sterfelijk wezen durft toch zeker alleen dan God Vader te noemen, wanneer het binnenste van de mens bezield wordt door de bovenaardse macht. H. Petrus Chrysologus, Sermones. 71, vert. uit Lat.: PL 52, 401CD
God alleen vergeeft zonden. Vgl. Mc. 2, 7 Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: "De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven" (Mc. 2, 10) en Hij oefent deze macht ook uit: "Uw zonden zijn u vergeven!" (Mc. 2, 5) Vgl. Lc. 7, 48 . Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen, Vgl. Joh. 20, 21-23 opdat zij die uitoefenen in zijn naam.