15 augustus 1997
De zending van Christus en van de Heilige Geest, die in de sacramentele liturgie van de Kerk het heilsmysterie verkondigt, actueel maakt en het meedeelt, krijgt een vervolg in het hart dat bidt. De vaders van de spiritualiteit vergelijken het hart soms met een altaar. Het gebed maakt zich de liturgie tijdens en na de viering ervan eigen en neemt ze in zich op. Zelfs wanneer het gebed gepraktiseerd wordt "in het verborgene" (Mt. 6, 6), is het altijd het gebed van de Kerk, het is gemeenschap met de Heilige Drie-eenheid. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Liturgie van de Getijden volgens de Romeinse ritus (tweede standaarduitgave 1985), Algemene inleiding op het getijdengebed, Institutio Generalis de Liturgia Horarum (7 apr 1985), 9. (in: Getijdenboek, Alg. inl. Eigen teksten blz. 24)
Men gaat het gebed in, zoals men de liturgie ingaat: door de nauwe poort van het geloof. Via de tekens van de aanwezigheid van de Heer zoeken en verlangen wij naar het gelaat van de Heer en willen wij zijn woord horen en in ons bewaren.
De Heilige Geest, die ons de liturgie leert vieren in de verwachting van de wederkomst van Christus, voedt ons op tot het gebed in de hoop. Omgekeerd voeden het gebed van de Kerk en het persoonlijke gebed in ons de hoop. Heel in het bijzonder leren ons de psalmen, met hun concreet en afwisselend taalgebruik, onze hoop te vestigen op God: "Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt en Hij sloeg acht op mij. Hij heeft geluisterd naar mijn roepen" (Ps. 40, 2). "Moge de God van de hoop u vervullen met alle vreugde en vrede in het geloven, zodat gij overvloeit van hoop, door de kracht van de Heilige Geest" (Rom. 15, 13).
"En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken" (Rom. 5, 5). Het gebed dat door het liturgische leven gevormd wordt, put al zijn kracht uit de liefde, de liefde .. bemind worden in Christus en die ons in staat stelt om eraan te waarmee wij beantwoorden door lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad. De liefde is bij uitstek de bron van het gebed; wie daaruit put, bereikt de toppen van het gebed:
Ik heb U lief, mijn God, en mijn enig verlangen is het U lief te hebben tot de laatste zucht van mijn leven. Ik heb U lief, mijn oneindig beminnelijke God, en ik zou liever sterven in liefde voor U dan leven zonder U lief te hebben. Ik heb U lief, Heer, en de enige gunst die ik van U vraag, is U voor altijd en eeuwig lief te hebben. (...) Mijn God, als mijn tong niet op alle ogenblikken kan zeggen dat ik U liefheb, dan wil ik dat mijn hart het voor U herhaalt, net zo vaak als ik ademhaal. Vgl. H. Johannes-Maria Vianney, Gebed