
15 augustus 1997
Het christelijke smeekgebed heeft als centraal thema het verlangen naar en het zoeken van het koninkrijk dat komen zal, in overeenstemming met het onderricht van Jezus. Vgl. Mt. 6, 10.33 Vgl. Lc. 11, 2.13 Er is een rangorde in het smeekgebed: eerst het koninklijk, vervolgens wat nodig is om het te ontvangen en om mee te werken aan de komst ervan. Deze medewerking aan de zending van Christus en van de Heilige Geest, die thans de zending is van de kerk, is het voorwerp van het gebed van de apostolische gemeenschap. Vgl. Hand. 6, 6 Vgl. Hand. 13, 3 Het gebed van Paulus, apostel bij uitstek, laat zien hoe de goddelijke zorg voor alle kerken het christelijke gebed moet bezielen. Vgl. Rom. 10, 1 Vgl. Ef. 1, 16-23 Vgl. Fil. 1, 9-11 Vgl. Kol. 1, 3-6 Vgl. Kol. 4, 3-4.12 Door het gebed werkt elke gedoopte aan de komst van het koninkrijk.
In het Nieuwe Testament kan een en hetzelfde woord, basileia, vertaald worden met "Koningschap" (aanduiding van iets abstracts), "koninkrijk" (aanduiding van iets concreets) of "heerschappij" (aanduiding van een activiteit). Het rijk Gods gaat ons vooruit. Het is naderbij gekomen in het Woord dat mensgeworden is, het wordt aangekondigd door het hele Evangelie heen en het is gekomen in de dood en verrijzenis van Christus. Het rijk Gods komt vanaf het heilige avondmaal en in de Eucharistie, het is midden onder ons. Het rijk zal komen in heerlijkheid, wanneer Christus het weer in handen zal geven van zijn Vader:
Het is ook mogelijk dat het rijk van God staat voor Christus in eigen persoon, degene die wij elke dag met onze verlangens aanroepen, wiens spoedige komst wij met ongeduld wachten. Want zoals Hij zelf onze verrijzenis is, omdat wij in Hemzelf verrijzen, zo kan evengoed het rijk Gods opgevat worden als Christus in eigen persoon, omdat wij in Hem voorbestemd zijn te heersen. H. Cyprianus van Carthago, De Dominica Oratione. 13, vert. uit Lat.
Alsof niet in de ziel van de kerk al tweeduizend jaar het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid van allen tegenover allen leefde en voortduurde, een verantwoordelijkheidsgevoel, waardoor de geesten gedreven werden en worden tot de heldhaftige naastenliefde van de landbouwende monniken, van de slaven-verlossers, van de ziekenverplegers, van de brengers van het geloof, van de beschaving en van de wetenschap in alle tijdperken en bij alle volken, ten einde sociale toestanden te scheppen, die in staat zijn voor allen een mens- en christenwaardig leven mogelijk en gemakkelijk te maken. Pius XII, Toespraak 1 juni 1941
Wanneer wij vragen om verlost te worden van de Boze, bidden wij evenzeer om bevrijd te worden van al het kwaad, in heden, verleden en toekomst, dat hij tot stand brengt of waarvan hij de aanstichter is In deze afsluitende bede brengt de Kerk heel de ellende van de wereld tot de Vader. Met de verlossing uit al het kwaad dat de mensheid neerdrukt, smeekt zij de kostbare gave van de vrede af en de genade van de volhardende verwachting van de wederkomst van Christus. Door zo te bidden loopt zij in de nederigheid van het geloof vooruit op het moment waarop alles en iedereen onder een hoofd wordt gebracht in Hem die "de sleutels van de dood en het dodenrijk heeft" (Openb. 1, 18), "'die is en die was en die komt', de Albeheerser" (Openb. 1, 8): Vgl. Openb. 1, 4
Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen; dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde en beveiligd tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). Embolisme, Altaarmissaal (NL) blz. 715; Missaal voor Zon. en Feestdagen (B), 360