
15 augustus 1997
De zegening geeft uiting aan de fundamentele beweging van het christelijke gebed: het is de ontmoeting tussen God en de mens; hierin ontmoeten de gave van God en het ontvangen van de mens elkaar en beide gaan een eenheid vormen. Het gebed van zegening is het antwoord van de mens op de gaven van God: omdat God zegent, kan het hart van de mens als reactie daarop Hem zegenen die de bron is van elke zegening.
Er zijn twee fundamentele vormen die uitdrukking geven aan deze beweging: nu eens gaat het gebed, gedragen door de Heilige Geest, in opwaartse richting via Christus naar de Vader (wij zegenen Hem, omdat Hij ons gezegend heeft); Vgl. Ef. 1, 3-14 Vgl. 2 Kor. 1, 3-7 Vgl. 1 Pt. 1, 3-9 dan weer roept het de genade af van de Heilige Geest die, via Christus, neerdaalt vanaf de Vader (Hij is het die ons zegent). Vgl. 2 Kor. 13, 13 Vgl. Rom. 15, 5-6.13 Vgl. Ef. 6, 23-24
De aanbidding is de eerste houding van de mens die ten overstaan van de Schepper erkent dat hij zijn schepsel is. In de aanbidding wordt de grootheid van de Heer die ons gemaakt heeft, Vgl. Ps. 95, 1-6 alsook de almacht van de Heiland die ons verlost van het kwaad, verheerlijkt. Het is het zich neerbuigen van de geest voor de "koning der glorie" (Ps. 24, 9-10) en de eerbiedige stilte voor het aanschijn van God "die altijd groter is dan wij". H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. Psal. 62,16 De aanbidding van God, drievuldig heilig en beminnelijk boven alles, doet ons beschaamd staan van nederigheid en wekt vertrouwen voor onze smeekbeden.
De woordenschat van het smeekgebed in het Nieuwe Testament is rijk aan nuances: smekend vragen, aandringen op, met aandrang inroepen, aanroepen, roepen, schreeuwen en zelfs "strijden in het gebed". Vgl. Rom. 15, 30 Vgl. Kol. 4, 12 Omdat de smeekbede de meest spontane vorm van het smeekgebed is, is dit ook de meest gebruikelijke. Door het smeekgebed drukken wij uit dat wij beseffen in relatie tot God te staan: geschapen als we zijn, zijn wij niet onze eigen oorsprong, noch de baas over onze tegenslagen, noch zelf onze uiteindelijke bestemming; maar evengoed weten wij als Christenen dat wij, zondaars als we zijn, ons afwenden van onze Vader. De smeekbede is reeds een terugkeer naar de Vader.
Het Nieuwe Testament bevat nauwelijks klaagliederen, die in het Oude Testament wel vaak voorkomen. Voortaan wordt het smeekgebed van de Kerk in de verrezen Christus gedragen door de hoop, ook al zijn we nog in afwachting en moeten we ons nog elke dag bekeren. Het christelijke smeekgebed vloeit voort uit een andere diepte; Paulus noemt die de verzuchting: het is de verzuchting van de schepping die "barensweeën lijdt" (Rom. 8, 22), evengoed onze verzuchting "zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam; in deze hoop zijn wij gered" (Rom. 8, 23-24), en tenslotte de "onuitsprekelijke verzuchtingen" van de Heilige Geest zelf, die "onze zwakheid te hulp komt; want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden" (Rom. 8, 26).
Het gebed om vergeving is de eerste beweging van het smeekgebed. Vgl. Lc. 18, 13. vgl. de tollenaar "Wees mij, zondaar, genadig" Het is de noodzakelijke voorwaarde voor een juist en zuiver gebed. De vertrouwvolle nederigheid plaatst ons weer in het licht van de gemeenschap met de Vader en zijn Zoon Jezus Christus, alsmede in de gemeenschap met elkaar: Vgl. 1 Joh 1, 7-2,2 dan "krijgen wij van Hem alles wat wij vragen" (1 Joh. 3, 22). Het gebed om vergeving gaat noodzakelijkerwijze vooraf aan de viering van de Eucharistie èn aan het persoonlijke gebed.
Het christelijke smeekgebed heeft als centraal thema het verlangen naar en het zoeken van het koninkrijk dat komen zal, in overeenstemming met het onderricht van Jezus. Vgl. Mt. 6, 10.33 Vgl. Lc. 11, 2.13 Er is een rangorde in het smeekgebed: eerst het koninklijk, vervolgens wat nodig is om het te ontvangen en om mee te werken aan de komst ervan. Deze medewerking aan de zending van Christus en van de Heilige Geest, die thans de zending is van de kerk, is het voorwerp van het gebed van de apostolische gemeenschap. Vgl. Hand. 6, 6 Vgl. Hand. 13, 3 Het gebed van Paulus, apostel bij uitstek, laat zien hoe de goddelijke zorg voor alle kerken het christelijke gebed moet bezielen. Vgl. Rom. 10, 1 Vgl. Ef. 1, 16-23 Vgl. Fil. 1, 9-11 Vgl. Kol. 1, 3-6 Vgl. Kol. 4, 3-4.12 Door het gebed werkt elke gedoopte aan de komst van het koninkrijk.
Wanneer men aldus deelachtig wordt aan Gods heilsliefde, begrijpt men dat elke nood voorwerp kan worden van het smeekgebed. Christus, die alles op zich genomen heeft om alles te verlossen, wordt verheerlijkt door de smeekbeden die wij in zijn Naam aanbieden aan de Vader. Vgl. Joh. 14, 13 In die stellige zekerheid sporen Jakobus Vgl. Jak. 1, 5-8 en Paulus ons aan om bij elke gelegenheid te bidden. Vgl. Ef. 5, 20 Vgl. Fil. 4, 6-7 Vgl. Kol. 3, 16-17 Vgl. 1 Tess. 5, 17-18
De voorspraak is een smeekgebed dat nauw aansluit bij het gebed van Jezus. Hij is de enige echte voorspreker bij de Vader ten gunste van alle mensen, van de zondaars in het bijzonder. Vgl. Rom. 8, 34 Vgl. 1 Joh 2, 1 Vgl. 1 Tim. 2, 5-8 Hij is "in staat hen die door zijn tussenkomst God naderen voor altijd te wedden, daar Hij altijd leeft Om voor hen te pleiten" (Heb. 7, 25). De Heilige Geest zelf "pleit voor ons (...) en Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling" (Rom. 8, 26-27).
Het voorspreken, het vragen ten gunste van een ander, is vanaf Abraham het kenmerk van een hart dat is afgestemd op het medelijden van God. In de tijd van de Kerk maakt de christelijke voorspraak deel uit van de voorspraak van Christus: het is de uitdrukking van de gemeenschap van de heiligen. Bij de voorspraak "behartigt" hij die bidt, niet " zijn eigen belangen, maar liever die van zijn naasten" (Fil. 2, 4); dit gaat zo ver dat hij ook bidt voor wie hem kwaad doen. Vgl. Stefanus die, zoals Jezus, bidt voor zijn beulen Vgl. Hand. 7, 60 Vgl. Lc. 23, 28.34