15 augustus 1997
De Psalmen voeden het gebed van het Volk van God als gemeenschap en ze zijn de uitdrukking ervan gedurende de grote feesten in Jeruzalem en op elke sabbat in de synagogen. Dit gebed is persoonlijk, maar draagt tevens een gemeenschappelijk karakter; het heeft betrekking op hen die bidden en op alle mensen; het stijgt op vanuit het heilig land en vanuit de gemeenschappen van de diaspora, maar het omvat de hele schepping; het roept de heilsgebeurtenissen uit het verleden in herinnering en het strekt zich uit tot aan de voleinding van de geschiedenis; het is de herinnering aan de beloften van God die al verwezenlijkt zijn en het is in afwachting van de Messias die ze definitief zal vervullen. Christus heeft de Psalmen gebeden en Hij heeft ze vervuld; als zodanig blijven de Psalmen een wezenlijk bestanddeel van het gebed van Zijn Kerk. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Liturgie van de Getijden volgens de Romeinse ritus (tweede standaarduitgave 1985), Algemene inleiding op het getijdengebed, Institutio Generalis de Liturgia Horarum (7 apr 1985), 100-109. (in: Getijdenboek, Alg. inl./Eigen teksten blz. 52-55).