15 augustus 1997
"O zalig licht, Drie-eenheid, o eenheid van de aanvang af". Hymne bij het avondgebed ("O lux beata Trinitas"), vert. vgl. Getijdenboek, 705-706 God is eeuwige gelukzaligheid, onsterfelijk leven, licht dat niet dooft. God is liefde: Vader, Zoon en Heilige Geest. God wil in vrijheid de heerlijkheid van zijn gelukzalig leven meedelen. Dat is het "geheim raadsbesluit" (Ef. 1, 9) dat Hij reeds vóór de schepping van de wereld in zijn welbeminde Zoon genomen heeft: "in liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus" (Ef. 1, 5), d.w.z. "tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon" (Rom. 8, 29), dankzij "de geest van kindschap" (Rom. 8, 15). Dit raadsbesluit is "een voor alle eeuwen geschonken genade" Vgl. 2 Tim. 1, 9-10 , direct voortgekomen uit de trinitaire liefde. Dit raadsbesluit komt tot ontplooiing in het werk van de schepping, in heel de heilsgeschiedenis na de zondeval, in het zenden van de Zoon en de Geest, in het verlengde waarvan de zending van de Kerk gelegen is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 2-9
In grammaticaal opzicht duidt "onze" op een werkelijkheid die gemeenschappelijk is aan meerderen. Er is maar één God en Hij wordt erkend als Vader in zijn eniggeboren Zoon uit Hem herboren zijn door hen die door het geloof uit water en Geest. Vgl. 1 Joh. 5, 1 Vgl. Joh. 3, 5 Die nieuwe gemeenschap van God en de mensen wordt gevormd door de Kerk: de Kerk is verenigd met de eniggeboren Zoon, die "de eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) is geworden, en als zodanig is zij in gemeenschap met één en dezelfde Vader, in één en dezelfde Heilige Geest. Vgl. Ef. 4, 4-6 Elke gedoopte bidt in die gemeenschap door te bidden "onze" Vader: "De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel" (Hand. 4, 32).