15 augustus 1997
De openbaring van het gebed in het Oude Testament ligt tussen de val en het herstel van de mens, tussen de smartelijke uitroep van God tot zijn eerste kinderen: "Waar zijt gij? (...) Hoe hebt gij dat kunnen doen?" (Gen. 3, 9.13) en het antwoord van de eniggeboren Zoon die in de wereld komt ("Hier ben Ik. (...) Ik ben gekomen, o God om uw wil te doen": (Heb. 10, 5-7)). Zodoende wordt het gebed verbonden met de geschiedenis van de mensen, het is de relatie tot God in de gebeurtenissen van de geschiedenis.