Alle gelovigen "moeten erop bedacht zijn om hun gemoed zó te richten, dat zij zich bij het nastreven van de volmaakte liefde niet laten tegenhouden door het gebruik van de aardse goederen en de gehechtheid aan de rijkdom tegen de geest van evangelische armoede in". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42