15 augustus 1997
Het mensgeworden Woord noemt "armoede van geest" de vrijwillige nederigheid van de menselijke geest, die bereid is tot zelfverloochening; en de apostel geeft ons de armoede van God tot voorbeeld, wanneer hij zegt: "Om onzentwil is Hij arm geworden (1 Kor. 8, 9)". H. Gregorius van Nyssa, Over de Zaligsprekingen, De Beatitudinibus. 1: PG 44, 1200D
De Heer klaagt over de rijken, omdat zij troost vinden in de overvloed van hun bezittingen (Lc. 6, 24). "De hoogmoedige zoekt de aardse macht, terwijl de arme van geest het rijk der hemelen zoekt". H. Augustinus, De sermone Domini in monte. 1,1.3: PL 34, 1232 Zich vol vertrouwen overgeven aan de voorzienigheid van de hemelse Vader bevrijdt de mens van zorgen voor de dag van morgen. Vgl. Mt. 6, 25-34 Het vertrouwen op God bereidt de mens voor op de gelukzaligheid van de armen. Zij zullen God zien.
De gelovigen "hebben het vlees met zijn hartstochten en zijn begeerten gekruisigd" (Gal. 5, 24); zij laten zich leiden door de Geest en door zijn ingevingen.
Onthechting van de aardse goederen is noodzakelijk om binnen te treden in het rijk der hemelen; "Zalig de armen van geest".
De mens die leeft van verlangen zegt: "Ik wil God zien." De dorst naar God zal gelest worden door het water, opborrelend tot eeuwig leven. Vgl. Joh. 4, 14