CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
(Soort document: Catechismus-Compendium)
15 augustus 1997
Het tiende gebod eist dat men de
afgunst uit het hart van de mens bant. Toen de profeet Natan koning David tot berouw wilde bewegen, vertelde hij hem de geschiedenis van een arme en rijke man: de arme bezat maar "een schaapje dat hij koesterde als zijn eigen kindje; de rijke bezat veel schapen en runderen, maar hij was afgunstig op de arme en nam hem zijn schaapje af.
Vgl. 2 Sam. 12, 14
De afgunst kan leiden tot de ergste misdrijven.
Vgl. Gen. 4, 3-7
Vgl. 1 Kon. 21, 1-29
Uitgerekend door de afgunst van de duivel is de dood in de wereld gekomen (
Wijsh. 2, 24):
Nu bevechten wij elkaar en het is de afgunst die ons wapens verstrekt tegen elkaar (...). Als allen zich er zo hardnekkig op toeleggen het lichaam van Christus te ondermijnen, waar gaan we dan naar toe? Wij zijn volop bezig Christus' lichaam te vernielen (...). Wij zeggen dat wij ledematen zijn van hetzelfde lichaam, maar we verscheuren elkaar, zoals de wilde dieren het zouden doen. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Tweede brief aan de Korintiërs, In epistulam II ad Corinthos. 2 Kor. 28, 3-4: PG 61, 588