
15 augustus 1997
Etymologisch kan men met het woord "concupiscentie" (begeerlijkheid) elke intense vorm van menselijke begeerte aanduiden. De christelijke theologie heeft er de speciale betekenis aan toegekend van een beweging van het zinnelijk streefvermogen die ingaat tegen de werking van de menselijke rede. De apostel Paulus vereenzelvigt dat met de strijd die het "vlees" voert tegen de "geest". Vgl. Gal. 5, 16-17.24 Vgl. Ef. 2, 3 De begeerlijkheid komt voort uit de ongehoorzaamheid van de eerste zonde (Gen. 3, 11). Zij ontregelt de zedelijke vermogens van de mens, en zonder op zichzelf een zonde te zijn, brengt ze de mens ertoe te zondigen. Vgl. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 5